In december hadden we de NS-zaak, waarin een dekenbezwaar en een klacht resulteerden in een berisping. In die zaak is geen hoger beroep ingesteld. We weten dus nu dat een advocaat zo’n onderzoek wel mag doen, maar dat hij zich héél goed moet bedenken wat de impact is als het resultaat naar buiten wordt gebracht en dat er dan strenge eisen gelden wat betreft de zorgvuldigheid van de procedure.
Kort door de bocht: je moet (tijdig) hoor en wederhoor toepassen en al het redelijke doen om te voorkomen dat het rapport aanleiding is voor misverstanden. Je moet alle relevante feiten noemen, dus ook de zaken die je cliënt liever onder het tapijt veegt. Voldoet het rapport (nog) niet aan de eisen, dan moet je desnoods ervoor gaan liggen als de cliënt wil publiceren, zeker als mensen herleidbaar in het rapport voorkomen. En dan moet je het al helemaal niet uit eigen beweging aan het OM verschaffen.
Op 30 januari publiceerde de Amsterdamse raad van discipline de zaak over Buma/Stemra, die óók de eigen advocaat opdracht gaf mogelijke onregelmatigheden te onderzoeken. Mr. X haalde de forensische tak van BDO erbij. Toen er een rapport van BDO lag, adviseerde mr. X Buma/Stemra over haar rechtspositie.
Het rapport werd niet gepubliceerd, maar er kwam wel een persbericht en de nieuwe CEO van Buma/Stemra gaf twee interviews, in aanwezigheid van mr. X. Ze noemden geen namen.
De boodschap zoals die door de media werd opgepikt: de directie had gefraudeerd, gerommeld met de boeken. Om hoge kosten te dekken maakten ze allemaal potjes van kleine bedragen, zodat de accountant er verder niet naar zou kijken. De namen van de oud-CEO en een directielid werden expliciet genoemd.
Die twee dienden een klacht in tegen mr. X. Al die narigheid over hen bleek niet uit het rapport van BDO, dus moest het wel uit de koker van mr. X komen. Maar mr. X weigerde zijn advies te laten zien. Dat alles was volgens klagers in strijd met gedragsregels 1, 10, 30 en 31. Mr. X had bij het verstrekken van informatie aan de pers niet de gerechtvaardigde belangen van klagers in acht genomen. Hij had feitelijke gegevens verstrekt waarvan hij wist dat ze onjuist waren en hij had zich onnodig grievend over klagers uitgelaten – aldus klagers.
Maar mr. X was slechts door RTLZ aangehaald, met de volgende citaten: ‘De regels voor financiële verslaglegging zijn niet goed nageleefd en de directie heeft bovendien het bestuur niet goed geïnformeerd’ en ‘De directieleden zorgden dat ze onder de materialiteitsgrens bleven.’
Volgens de voorzitter van de Amsterdamse raad was voldoende aannemelijk geworden dat er sprake was geweest van onregelmatigheden, maar bleek nergens uit dat mr. X klagers had aangewezen als personen die verwijtbare handelingen hadden verricht. Buma/Stemra had een redelijk belang bij een actieve mediastrategie en ook bij de aanwezigheid van mr. X bij interviews.
Of mr. X met zijn aanwezigheid de publicaties had ondersteund, zoals klagers beweerden, laat de voorzitter in het midden. De enkele aanwezigheid van mr. X kon in elk geval niet zomaar leiden tot de conclusie dat hij zich tuchtrechtelijk verwijtbaar had gedragen, ook niet als er artikelen uit voortkwamen die onwaarheden bevatten.
En de klacht dat mr. X niet had voldaan aan het verzoek van klagers om zijn advies te mogen inzien? Die strandde natuurlijk op de geheimhoudingsplicht – het stille wapen dat advocaten als opdrachtnemer van dit soort onderzoeken zo aantrekkelijk maakt.
De klacht was deels kennelijk niet-ontvankelijk en grotendeels kennelijk ongegrond; verzet is nog mogelijk.