Kukolja & Wullink, destijds advocaat maar inmiddels op eigen verzoek uitgeschreven, stelden dat er sprake was van partijdigheid of de schijn daarvan. De deken stond volgens hen in contact met de burgemeester van Borne, tegenpartij van hun cliënten.
Het Hof van Discipline oordeelde echter dat advocaten in alle gevallen onvoorwaardelijk moeten meewerken aan toezicht. De deken beoordeelt volgens het hof zelf of hij in staat is het toezicht onafhankelijk en onpartijdig uit te
oefenen.
De beide juristen noemen ‘deze volledig autonome en autocratische positie van de deken zeer
onwenselijk omdat zeer goed denkbaar is dat toezicht uitgeoefend door collega-advocaten gewild of ongewild situaties met (schijnbare) belangenverstrengeling met zich mee zal brengen’. Ze stellen dat de onafhankelijkheid van de advocatuur in Nederland hiermee wordt ondermijnd en achten dat in strijd met het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.