Als advocaat hoef je geen volmacht te laten zien om namens een partij te procederen. Een advocaat wordt op zijn woord geloofd, heet het dan. Mr. X kon dus zonder probleem namens een onwetende bank een verzoekschrift indienen om zichzelf tot vereffenaar van een nalatenschap te laten benoemen.
De bank stuurde een verbaasde mail: wij horen dat u zomaar namens ons een verzoekschrift hebt ingediend, wilt u dat even heel snel rechtzetten? Mr. X snapte het probleem niet. De bank had haar om een legitimatiebewijs van de erflater gevraagd en dat had ze als opdracht opgevat. ‘Welnu, als dominus litus heb ik dan bedacht, en dat ook met [de bank] besproken, dat ik dat via een vereffenaarstitel bij de belastingdienst zou kunnen opvragen. Omdat dit een belang van [de bank] was, wilde ik dat dus op diens naam doen en dat heb ik laten weten,’ aldus mr. X achteraf. Niets wees er echter op dat de bank mr. X een opdracht had gegeven en in appel gaf mr. X zelf toe dat zij dat ‘te lichtvaardig en dus ten onrechte’ had aangenomen.
Het Hof van Discipline bevestigt het oordeel van de Haagse raad dat mr. X het vertrouwen in haar eigen beroepsuitoefening en in de advocatuur in het algemeen heeft geschaad. Deelnemers aan het maatschappelijk verkeer moeten ervan kunnen uitgaan dat een advocaat zich niet zonder opdracht of andere rechtvaardiging uitgeeft als advocaat van een partij. Als je zo’n elementaire regel niet snapt…
Mr. X had al het hele arsenaal aan tuchtrechtelijke maatregelen ondergaan, onder meer voor een soortgelijke misser. Blijkbaar had het allemaal niet het gewenste effect en nu is het te laat: mr. X is geschrapt.