Of adeldom in essentie in strijd is met artikel 1 Grondwet, laat ik hier terzijde. Feit is dat het welbewust achterstellen van vrouwen in de overerving van een erfelijke titel discriminatoir is. Best dat niet ieder mens gelijk is volgens de adelstand, maar men moet qua geslacht wel gelijk behandeld worden.
Entree: Kajsa Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ingevolge artikel 8 van de Wet op de adeldom is bij Koninklijk Besluit van 8 november 2002 Alexander Ollongren ingelijfd in de Nederlandse adel met het predicaat jonkheer. Dochter Kajsa voert dientengevolge de titel jonkvrouw. Deze adellijke titel zal niet vanzelfsprekend op de kinderen van minister Ollongren en haar partner overgaan.
Adeldom is bij wet verbonden aan de geslachtsnaam van de vader. Bij scheiding, indien de kinderen aan de moeder worden toegewezen, vervalt het adellijk distinctief onmiddellijk. Mocht een kind op latere leeftijd de naam wijzigen naar die van haar vader, herleeft de titel weer (sluimerend adeldom). Toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Hans Dijkstal (VVD) is met dat besluit bewust de richting van het uitsterven van de (vrouwelijke) adel ingeslagen. Maar dat niet alleen: het kabinet Paars I creëerde een ongelijkheid van de adellijke vrouw in twee opzichten. Niet alleen als tweederangs naast de man. Het kind van een moeder die een partner heeft van hetzelfde geslacht, is nagenoeg kansloos om een adellijke titel te vererven.
Het vergt geen bijzondere intellectuele exercitie om te constateren dat voornoemde regeling wringt met het non-discriminatiebeginsel uit artikel 1 Grondwet. In deze tijd van normatieve herijking van het vaderlands erfgoed, kan wellicht gezocht worden naar acceptabele rolmodellen onder de negentiende-, twintigste-eeuwse (adellijke) vrouw. Wie weet wordt daarmee het argument van ‘historische praxis’ verzacht ten gunste van openstelling van de overerving langs de vrouwelijke lijn. Neem bijvoorbeeld freule Alexandrine Tinne (1835-1869). Fotograaf, ontdekkingsreiziger en de grote concurrent van David Livingstone om als eerste neus de bronnen van de Nijl te vinden. Of Adolphine Kok (1879-1928), sinds 1903 de eerste Nederlandse vrouwelijke advocaat, die als specialist in het huwelijksvermogensrecht opkwam voor de rechten van diverse adellijke vrouwen. En natuurlijk Kajsa Ollongren.
Ondanks genderneutrale plee’s, ijskasten vol met quinoa en politiek correct gewauwel, polariseert onze samenleving sneller dan een keiler op de vlucht voor een meute drijfhonden. Moderne adel zou een bescheiden bijdrage kunnen leveren aan een maatschappelijk samenbindend effect. Met artikel 1 Grondwet en Alexandrine Tinne indachtig, pleit ik voor een Tinnewet waarin het overerven van de adellijke titel in de vrouwelijke lijn wordt geregeld. Belangrijk voor ons cultureel erfgoed, belangrijk voor de emancipatie en belangrijk voor een zekere stabiliteit in het land.