Ter vergelijking: de huidige bevolkingsomvang is sindsdien ruim verdubbeld, het aantal advocaten meer dan vertienvoudigd.
Het zijn bijzondere jaren, de eerste jaren waarin het Advocatenblad bestaansrecht probeert te verwerven. Europa herstelt zich van WO I. Er heersen idealisme en optimisme. Niettemin is de armoede nog wijdverbreid. Nederland bouwt arbeiderswoningen en start de Zuiderzeewerken. De auto komt in het straatbeeld.
Ook de advocatuur is sterk in beweging, dankzij de groeiende economie, maar ook doordat de Haagse politiek veel wetgeving vernieuwt. Zowel het nieuwe Wetboek van Strafvordering als het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is binnen de balie vaak onderwerp van gesprek.
De discussie van toen vertoont opmerkelijke overeenkomsten met die van nu. Ook in de jaren twintig van de vorige eeuw vraagt de balie zich af of ‘de waardigheid van haar stand, door de praktijk van eeuwen gevestigd, niet zal worden aangetast door de grootere activiteit voortaan den rechter bij het de leiding van het geding toebedeeld’.
Het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verandert de civiele procesgang en legt zowel rechters als advocaten strengere spelregels op, onder meer bedoeld om de procesduur te verkorten. Het tempo waarin moet worden gewerkt, zal veel hoger zijn, voorspelt rechtsgeleerde Bernard Loder in 1921 in het Advocatenblad. ‘Er zal geen plaats meer zijn voor de werkmethode van een bekend – en zeer hoogstaand – advocaat uit vroeger dagen die zijn dossiers over drie tafels had verdeeld, waarvan de eerste de zaken droeg waarin hij nog niets had gedaan, de tweede die waaraan hij af en toe iets deed, en de derde die welke in werkelijke behandeling waren, en die, naar het verhaal gaat, aan een ongeduldige cliënt de troostrijke verzekering gaf: “Ontrust u niet, uw zaak ligt reeds op de tweede tafel.”’ In die tijd zijn ook de volzinnen aanzienlijk voller.
Voorlezen
Het Advocatenblad brengt ook verhalen over de ambachtelijke aspecten van het advocatenvak. Zo wijdt Witius de Savornin Lohman (president van de Hoge Raad) in 1928 een artikel aan de kunst van het pleitenii. ‘Wil het pleidooi aan zijn bestemming beantwoorden, dan zij het èn naar zijn inhoud èn naar zijn vorm welverzorgd. Een pleidooi behoeft niet te worden voorgelezen – een trouwens nogal slaapverwekkende bezigheid! –, maar de beste advocaten laten niets aan het toeval over, richten hun pleitnotities zoo in dat zij kunnen worden overlegd (…). Een oppervlakkig praatje baat en boeit den rechter niet, dreigt hem eerder ongeduldig te maken, daar hij zijn kostbaaren tijd verloren ziet gaan. Intusschen, een goed pleidooi stelt hooge eischen. Een advocaat kan zeker niet studeeren op dezelfde wijze als een hoogleraar, maar een rechter gevoelt onmiddellijk of hij een advocaat voor zich heeft, die met studeeren niet heeft opgehouden, toen hij de universiteit verliet.’
Dit is de tweede aflevering van een serie over honderd jaar Advocatenblad. Het Advocatenblad viert het jubileum op 25 september met een eeuwcongres in Bussum waar alle Nederlandse advocaten welkom zijn.