Het plan vloeit voort uit een motie van de Duitse parlementariër Bernd Fabritius uit 2016, die constateerde dat waar de rechtsstaat niet sterk is, ook de regels rond de beroepsuitoefening van de advocatuur worden beperkt.
Maar advocaten zijn wél nodig om het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM) te verwezenlijken. Dat vindt niet alleen het Straatsburgse Hof voor de Rechten van de Mens. Ook het Comité van Ministers (ministers van Buitenlandse Zaken van alle 47 aangesloten landen) benadrukte in 2000 al dat advocaten hun werk ongehinderd moeten kunnen doen, in de zogeheten aanbeveling R2000(21). Criteria voor de beroepsuitoefening werden in 1990 ook al gedefinieerd in de Basic Principles on the Role of Lawyers van de Verenigde Naties. Maar dat is allemaal soft law – zonder bindend effect – en bovendien een afgeleide van de rechten van de cliënt.
‘Dat hierover binnen de Raad wordt gedebatteerd legt al de vinger op de wonde,’ zegt Sabien Lahaye-Battheu, advocaat en parlementariër voor de Belgische Open Vlaamse Liberalen en Democraten. Lahaye-Battheu rapporteerde vorige maand aan de Raad over de werkomstandigheden van advocaten. Bedreigingen, vervolgingen en geweld tegen advocaten namen de laatste jaren toe, vooral in Turkije en in voormalige Oostbloklanden als Azerbeidjan, de Russische Federatie en Oekraïne. Andere vormen van tegenwerking zijn arbitraire huiszoekingen waarbij vertrouwelijke dossiers in beslag worden genomen of het oproepen van advocaten als getuige in zaken tegen de eigen cliënt. ‘Het verschil met bestaande teksten is dat een nieuw verdrag bindend zal zijn,’ zegt Lahaye-Battheu. ‘Dus als een advocaat bijvoorbeeld geen toegang krijgt tot zijn cliënt, zal hij zijn land op basis van dit verdrag kunnen aanklagen. Bij schendingen zou je kunnen denken aan het opleggen van maatregelen of een dwangsom door het Hof in Straatsburg.’
Daarnaast pleit Lahaye-Battheu voor een waarschuwingsmechanisme, zoals het Platform voor de Bescherming van Journalistiek en de Veiligheid van Journalisten. Partners van dit platform kunnen een melding doen als een journalist wordt lastiggevallen of bedreigd; de betreffende staat is dan verplicht daarop te reageren.
‘Aanvankelijk twijfelden we over het nut van zo’n platform,’ zegt Ricardo Gutierrez, voorzitter van de Europese Federatie van Journalisten (EFJ), waarbij zeventig vakbonden uit 44 landen zijn aangesloten. ‘Nu, drie jaar later, zijn we er heel blij mee. Het is een fantastische manier om impact te maken op regeringen, wat voorheen nooit goed lukte. En het helpt om een sterke coalitie te vormen met andere leden van het platform. Ook lukte het om in sommige landen, zoals Slovenië, de wet aan te passen.’
Je moet wel uitkijken dat een nieuw verdrag niet leidt tot heronderhandeling over bestaande verdragen, waarschuwt Lawyers for Lawyers-voorzitter Phon van den Biesen. ‘Wat zou er gebeuren als je vandaag het Verdrag voor de Rechten van de Mens zou bedenken? Je weet: het verdrag wat we nu hebben, krijgen we nooit meer. Want veel landen hebben er last van. Neem Turkije en Rusland, de grootste “klanten” van het hof, die ook meestal in het ongelijk worden gesteld.’
Het nieuwe verdrag moet dus, bijvoorbeeld in een preambule, uitgaan van de regels ter bescherming van het recht op een eerlijk proces van de cliënt. ‘Schrijf dat eerst maar eens op. En laat dat dan het beginpunt zijn.’
De bal ligt nu bij het Comité van Ministers van Buitenlandse Zaken, dat binnen zes maanden een besluit moet nemen.