Mr. X deed een civiele procedure in Den Haag voor een man die in België vast zat op verdenking van oplichting. De strafzaak was in handen van een Belgische advocaat. Op een dag vroeg de echtgenote van de cliënt aan mr. X of hij een formulier door haar man wilde laten ondertekenen waarmee zij toestemming zou krijgen € 50.000 van een depositorekening af te halen. Waarom vroeg mevrouw dat niet zelf? vroeg mr. X nog. Mevrouw antwoordde dat ze niet wilde dat politie en justitie van het bedrag wisten. Zelfs bij een naïeve civilist gaat dan wel een alarmbelletje af. Mr. X liet het rinkelen en toog naar de gevangenis met het papier in zijn koffertje.
Op de terugweg werd hij klemgereden door de Belgische politie en met op hem gerichte vuurwapens uit de auto getrokken. Geboeid afgevoerd en hopla, vijf uur in een kale cel, als verdachte van witwassen en medeplichtigheid aan oplichting.
Tijdens het verhoor gaf mr. X netjes antwoord op de vragen – niet alleen over het laten ondertekenen van dat document, maar ook over de persoon van de cliënt en over de civiele zaak. Hij noemde namen van andere betrokkenen en vertelde wat hun rol was. Alles om te voorkomen dat hij nog langer in die hel moest blijven.
Mr. X zag achteraf wel in dat hij fout zat. Maar die € 50.000 was echt niet bedoeld om zijn eigen declaratie (ook zo ongeveer dat bedrag) te voldoen; de vrouw van zijn cliënt zou daar eten voor de kinderen van kopen en de Belgische advocaat van betalen.
Mr. X had zich volgens de tuchtrechter in ‘s-Hertogenbosch moeten realiseren dat hij door dat formulier mee te nemen zelf betrokken zou kunnen raken bij strafrechtelijke handelingen. En hij had natuurlijk de geheimhoudingsplicht geschonden. Zelfs als je net de cel in bent gesmeten, moet je dat fundamentele aspect van je beroep hoog houden en beseffen dat jouw belang als verdachte daaraan ondergeschikt is.
Daar kwam dan nog bij dat mr. X al verschillende tuchtrechtelijke akkefietjes achter de rug had en twee daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen niet was nagekomen.
Het geheel overziende had mr. X misschien best tevreden kunnen zijn met de opgelegde vier weken schorsing waarvan twee voorwaardelijk – maar hij ging in appel.
De tuchtrechter was even vergeten op te nemen wanneer de schorsing moest plaatsvinden, maar zette dat recht in een herstelbeslissing.