Mr. X had voor zijn uitgeprocedeerde cliënt voor de vierde keer op medische gronden uitstel van vertrek gevraagd. Toen de IND dat verzoek had afgewezen, maakte mr. X daartegen bezwaar. Hij zou binnen twee weken met medische stukken komen om zijn standpunt te onderbouwen, maar die stukken bleven uit. Het bezwaar werd afgewezen en mr. X ging in beroep bij de rechtbank. Ook in die procedure kwam mr. X niet met stukken en naar de zitting ging hij niet toe.
Verwerpelijk, betoogde de deken in zijn dekenbezwaar. Mr. X had met een kansloze procedure misbruik van het procesrecht gemaakt. Hij had bij bij zijn cliënt ten onrechte verwachtingen gewekt en hem laten zitten door niet op te komen dagen. Ook had de deken de overtuiging gekregen dat mr. X de cliënt ontoelaatbaar onder druk had gezet om zijn klacht weer in te trekken.
Mr. X verweerde zich: hij had zijn cliënt gevraagd om een nieuwe verklaring van zijn arts, maar de cliënt stond niet meer onder behandeling. Toch had mr. X doorgeprocedeerd, omdat zijn cliënt daar belang bij had: zijn gezondheidsklachten werden medisch en juridisch beoordeeld, hij hield tijdens de procedure opvang, behield zijn ziektekostenverzekering en hij hoefde niet voortdurend bang te zijn voor de vreemdelingenpolitie. Mr. X had zijn cliënt nooit een positief resultaat toegezegd en de man had ervaring – die wist heus wel dat het geen gelopen race was. Naar die zitting gaan had geen zin, omdat er geen nieuwe stukken waren en de rechter een ‘ex tunc’ beoordeling zou geven. En over die ontoelaatbare druk: de deken had niet eens met de cliënt gepraat!
In een tussenbeslissing bepaalde de tuchtrechter Arnhem/Leeuwarden dat de cliënt als getuige moest worden gehoord. En na dat verhoor en voortzetting van de behandeling kwam er een eindbeslissing waarin mr. X gelijk kreeg.
Uitgangspunt is volgens de raad dat de advocaat in overleg met de cliënt bepaalt of er geprocedeerd gaat worden. Dat was in dit geval gebeurd en de cliënt had daar belang bij – onder meer vanwege dat behoud van opvang, geen uitzetting en voortzetting ziektekostenverzekering tijdens de procedure. Die procedure was ‘wellicht niet heel kansrijk’, maar mr. X had redelijke gronden aangevoerd waarom hij er toch aan was begonnen. De raad achtte ook aannemelijk dat de aanwezigheid van mr. X op de zitting de uitkomst niet zou hebben beïnvloed – er viel niets toe te voegen.
En die ongeoorloofde druk? Uit het verhaal van de cliënt ter zitting bleek daar niks van. Het dekenbezwaar gaat op alle fronten onderuit.