Proef dat eerste zinnetje van de brief waarin Sander Dekker, minister voor Rechtsbescherming, zijn slachtofferbeleid voor de komende jaren uiteenzet: ‘In een sterke rechtsstaat ervaren slachtoffers genoegdoening door straffen.’ Wouter Veraart verslikte zich er zowat in. ‘De rechtsstaat wordt hier eigenlijk alleen nog maar gedefinieerd als een plek waar slachtoffers genoegdoening door straffen ervaren. Nou: dat zou voor de middeleeuwse heksenprocessen ook nog wel opgaan. De slachtoffers van die heksen ervoeren ook genoegdoening want die heksen werden keihard aangepakt. Maar met een rechtsstaat heeft het naar mijn idee niet zoveel te maken.’
Veraart is hoogleraar rechtsfilosofie aan de VU en zoon van wijlen Chris Veraart, vermaard zedenadvocaat en schrijver van Valse zeden (1997), nog altijd hét standaardwerk over valse aangiftes in zedenzaken. Hij is ook één van de weinigen die zich de afgelopen jaren consequent uitsprak tégen de tendens om het slachtoffer een centrale rol in het strafproces te geven. Niet omdat hij geen compassie met slachtoffers voelt; dat zij aandacht willen en meegenomen willen worden in het proces vindt hij op zich begrijpelijk. In het verleden wás er wellicht ook te weinig aandacht voor hun belangen in het proces. Maar de rechtszaal is niet de juiste plek om al hun noden te lenigen, vindt Veraart. Althans niet in een rechtsstaat, waar het strafproces draait om het ‘geduldige proces van waarheidsvinding’; om hoor en wederhoor.
Spreekrecht
Dat proces gaat, als het aan minister Sander Dekker ligt, op de schop. De minister voor Rechtsbescherming wil verdachten van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven verplichten op zitting aanwezig te zijn. ‘Dit betekent ook dat zij moeten aanhoren wat het slachtoffer, dat gebruikmaakt van het spreekrecht, naar voren brengt,’ schrijft hij onder het kopje ‘Versterking rechtspositie slachtoffers’ in de brief die hij eind februari naar de Kamer stuurde (zie kader).
‘Daarmee komen we in een rare poppenkast terecht,’ zegt Veraart. ‘Eigenlijk wordt er gezegd: de rechtszaak is bedoeld om die genoegdoening alvast aan dat slachtoffer te geven. Als we dit serieus nemen, en dat vraagt de minister, dan móéten we de verdachte wel als dader gaan zien. Anders werkt het niet. En dan wordt het een absurd toneelstuk. Op die rechtszitting gebeuren dan namelijk twee dingen door elkaar heen: het slachtoffer ervaart genoegdoening doordat díé persoon, díé verdachte, hoort wat het slachtoffer te zeggen heeft. Daar zit al een soort erkenning in, die alleen werkt als we de verdachte op dat moment gelijkstellen aan de dader. Maar tegelijkertijd is er in het strafproces nog geen uitspraak gedaan over wat er is gebeurd.’
Smaad
En dat botst, met het recht niet te hoeven meewerken aan je eigen veroordeling, met de procedurele rechtvaardigheid en met de onschuldpresumptie. ‘Zeker omdat het spreekrecht tegenwoordig onbeperkt is. Ging het voorheen alleen nog over het leed dat het slachtoffer was overkomen, nu mag het slachtoffer ook beschuldigingen uiten en zich met de strafmaat bemoeien. Er zit geen enkele rem meer op. De minister vindt het kennelijk van belang dat de verdachte dat allemaal hoort, maar het kán alleen maar van belang zijn als hij ook de dader ís. Anders zou het een belediging kunnen zijn en zou de verdachte naar mijn idee, als hij zou worden vrijgesproken, aangifte van smaad tegen dat vermeende slachtoffer moeten doen en een schadevergoeding kunnen vorderen.’
In Dekkers toneelstuk belandt ook de rechter op een glibberig pad, denkt Veraart. ‘Stel dat het slachtoffer een heel overtuigend verhaal vertelt maar de rechter zegt: “Deze verdachte heeft het niet gedaan.” Wat gebeurt er dan? Of andersom: de verdachte wordt veroordeeld. Heeft de rechter dan wel goed naar dat slachtoffer geluisterd of alleen naar de juridische feiten gekeken? Was hij geïnteresseerd in de waarheid, of wil hij vooral recht doen aan de verklaring van het slachtoffer en dat toneelstuk verder voltooien? Doordat die processen door elkaar lopen, wéten we dat straks gewoon niet meer. Dus ook de procedure zelf wordt gedupeerd en de wijze waarop wij naar rechterlijke uitspraken kijken, nadelig beïnvloed.’

Reflectie
Veraart mist de reflectie op dit soort problemen. ‘Als je dit verder doorzet, wat krijg je dan? Een showproces, waarin aanschouwelijk wordt gemaakt dat het slachtoffer genoegdoening ervaart doordat iemand publiekelijk de rol van dader op zich neemt. Ik vind dat een pervertering van het strafproces omdat de juridische waarheid er dan niet meer toe doet. Maar in de rechtsstaat is de waarheid belangrijk, we zijn wezenlijk geïnteresseerd in de vraag: wat is er gebeurd?’
Waar Veraart moeite mee heeft, is de figuur van het lijdelijke slachtoffer in de rechtszaal: iemand die uit de wind wordt gehouden, alles mag zeggen maar niks hoeft te bewijzen. ‘Dat is problematisch voor het rechtssysteem, omdat je de mens dan niet meer ziet als een verantwoordelijk wezen, maar als slachtoffer, dat allemaal dingen overkomt, maar vervolgens niet zelfstandig uit de problemen kan komen maar door allerlei instanties geholpen moet worden. Terwijl ons rechtssysteem juist is gebouwd op het idee dat we zelf verantwoordelijkheid hebben en nemen voor wat we doen. Daar hangt ook onze vrijheid mee samen want als we die verantwoordelijkheden niet zouden hebben, wordt alles voor ons bepaald. Dan verlies je een bepaalde autonomie.’
Erkenning
In het verleden was juist die autonomie inzet van strijd en ging het over algemene normen als rechtsgelijkheid. ‘Bij de Amerikaanse burgerrechtenbeweging, maar ook bij de Joden die na de Tweede Wereldoorlog terugkeerden uit de concentratiekampen (Veraart promoveerde op de gebrekkige naoorlogse Nederlandse procedure voor rechtsherstel die de Joden ten deel viel, red.). Zij vroegen niet om erkenning van het leed dat hen was aangedaan, nee: ze wilden erkenning van hun rechten, als gelijke burger. Dát was de strijd. Wat je nu ziet is dat het slachtofferschap (en in het verlengde daarvan, slachtofferrechten) een heel persoonlijke invulling krijgt. Het gaat alleen nog maar om de erkenning van particulier leed.’
Het is een ‘enorme verschuiving’, vindt Veraart. Mensen lijken weinig meer ‘te voelen’ voor fundamentele begrippen als de onschuldpresumptie. Ook al heeft iedereen er baat bij, niemand belandt tenslotte graag onschuldig in de cel.
Zo bezien helpt het loslaten van die algemene norm, ten gunste van het slachtofferschap, ons niet verder, concludeert de hoogleraar. ‘Ik vind het woord “slachtoffer” al heel ingewikkeld. De oorspronkelijke betekenis van slachtoffer is offerdier. Dat is toch een raar begrip? Het woord “victima” komt uit het kerkelijk recht, en verwees aanvankelijk naar de lijdensfiguur van Jezus Christus. Maar waar was Jezus precies het slachtoffer van? Van een onbehoorlijk proces. Het ultieme slachtoffer in onze geschiedenis is slachtoffer van een gerechtelijke dwaling. Dus wie slachtoffers wil beschermen, zou juist extra oog moeten hebben voor de rechten van de verdachte.’
Agenda slachtofferbeleid Rutte III
Minister voor Rechtsbescherming Sander Dekker zet het slachtofferbeleid van zijn voorgangers, in 2013 ingezet door Fred Teeven, in grote lijnen voort. Boven aan diens agenda stonden erkenning, zorgvuldige bejegening en informatievoorziening aan slachtoffers. ‘Daarvoor is een cultuuromslag nodig in het werkveld van Veiligheid en Justitie. (…) Het slachtoffer moet in hoofd, hart en handelen van elke medewerker komen,’ schreef Teeven al in 2013.
Ook volgens minister Dekker ‘verdient het slachtoffer als procesdeelnemer een stevige positie in het recht en een plek in het hoofd, hart én handelen van professionals in de strafrechtketen’.
Nieuw is de verschijningsplicht voor verdachten van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven op zitting, waardoor zij verplicht worden de slachtofferverklaring aan te horen.
Hoe en wanneer het slachtoffer een verklaring mag afleggen, bepaalt de rechter nu nog zelf. Dekker wil daar één lijn in brengen. Slachtoffers mogen zich straks ook uitlaten over de voorwaarden bij de voorwaardelijke beëindiging van tbs. Daarnaast wordt het spreekrecht uitgebreid naar stieffamilie.
De positie van het slachtoffer wordt in het nieuwe Wetboek van Strafvordering ‘verankerd’ en de procedure waarin slachtoffers kunnen klagen over een sepotbesluit wordt verbeterd. Ook kunnen slachtoffers straks beroep in cassatie aantekenen als een vordering tot schadevergoeding is afgewezen. In hoger beroep kunnen zij straks ook een hoger bedrag vorderen.
De dienstverlening van Slachtofferhulp Nederland (SHN) wordt nog dit jaar uitgebreid met chat, mail en webcare op sociale media. De minister wil ook dat zedenslachtoffers beter worden opgevangen en wil daarvoor samenwerken met het ministerie van VWS, de gemeenten en de Centra Seksueel Geweld. Op de politiebureaus komen extra mensen die de kwetsbaarheid van zedenslachtoffers beoordelen en hun privacy zal beter worden beschermd door hun persoonsgegevens niet meer automatisch op te nemen in het strafdossier.
Ook wordt de verhaalmogelijkheid van omvangrijke vorderingen verbeterd. De minister wil daarvoor de expertise van verzekeraars inwinnen.
Dit artikel is verschenen in Advocatenblad 2018-03. De hele editie is hier te bekijken.