Procesinleiding 

Nu wordt de zaak met een dagvaarding bij de rechtbank aanhangig gemaakt. De officier van justitie moet straks de rechtbank eerst om een dagbepaling vragen. Vóórdat die dag bepaald wordt, beziet de voorzitter dan of de zaak ‘zittingsrijp’ is. Zo kan de rechter, zonder dat er een zitting heeft plaatsgevonden, de officier van justitie en de verdediging uitnodigen om onderzoekswensen kenbaar te maken. Het idee daarachter is dat een zaak pas naar de zitting gaat als alle redelijke en relevante onderzoekswensen zijn uitgevoerd. 

Besluiten daarover worden niet genomen door de voltallige rechtbank, maar door de voorzitter, die daarmee nadrukkelijker een regierol krijgt. Dat bespaart tijd en capaciteit. 

De verdediging kan daarmee in een vroeg stadium onderzoekswensen aangeven, hetgeen op papier een pluspunt is. Vraag is hoe dat in de praktijk uitpakt. De verdediging moet namelijk wel tijdig kunnen beschikken over de processtukken en de beschuldiging. Dat betekent weer dat het OM het huiswerk ook op tijd af moet hebben. 

Rechter-commissaris 

De rechter-commissaris krijgt straks een grotere rol in het vooronderzoek. Hij kan de officier en/of de verdediging een termijn stellen waarbinnen onderzoekswensen moeten worden overgelegd. Ook hier speelt de kwestie van de tijdige aanlevering van de processtukken door het OM. Zonder processtukken en concrete beschuldiging is het voor de verdediging lastig onderzoekswensen op te geven. 

De rechter-commissaris krijgt bovendien als taak ervoor te zorgen dat de rechten van de verdediging worden gerespecteerd. Het is ook de bedoeling dat de rechter-­commissaris alle in beslag genomen verschoningsgerechtigde documenten en data gaat screenen. Kortom, de werklast van de rechter-commissaris gaat omhoog. Dat roept de vraag op of de kabinetten daarvoor voldoende ­capaciteit hebben. 

De rechten van de verdediging tijdens het horen van getuigen ter zitting zijn redelijk nauwkeurig vastgelegd. De rechten van de verdediging bij het horen van getuigen of deskundigen bij de rechter-commissaris zijn dat niet. Dat verandert in het nieuwe wetboek niet. Dat kan gaan klemmen als de rechter-commissaris in de toekomst meer gebruik gaat maken van de mogelijkheid om delen van het vooronderzoek aan de politie over te laten en er dan zelf niet altijd bij zit. 

Sanctionering 

De bedoeling van de wetsvoorstellen is om te bevorderen dat door politie of justitie gemaakte fouten weer binnen het strafproces worden gesanctioneerd, bijvoorbeeld door bewijsuitsluiting, strafvermindering of – in bijzondere gevallen – niet-ontvankelijkheid. Sanctionering binnen het strafproces geeft meer garantie dat fouten niet worden herhaald. Uit het oogpunt van rechtsbescherming mag dat worden gezien als een stap vooruit. 

Hoger beroep 

Hoger beroep handelt straks alleen nog over de punten die het Openbaar Ministerie en de verdediging verdeeld houden. Als de verdachte, bijvoorbeeld, alleen in hoger beroep is gegaan omdat hij de straf te hoog vond, mag de discussie in hoger beroep alleen nog maar gaan over die strafmaat. De appelrechter mag het vonnis niet meer vernietigen omdat hij meent dat er aan het bewijs iets schort. Daarover bestaat veel discussie: de vraag is of een rechter in hoger beroep niet te allen tijde ambtshalve moet bezien of er serieuze gebreken kleven aan het vonnis van de rechtbank, ook als het Openbaar Ministerie of de verdachte zo’n gebrek niet aankaart. 

De positie van het slachtoffer wordt in het nieuwe wetboek nog verder versterkt. Het voorstel om het slachtoffer een zelfstandig recht op hoger beroep en beroep in cassatie toe te kennen, springt het meest in het oog. Dat is een fundamentele breuk met het huidige systeem waarin de voortzetting van een strafzaak alleen kan worden bepaald door de officier en/of de verdachte. Hierover bestaat nog de nodige discussie. 

Voorlopige hechtenis 

De voorlopige hechtenis kan straks tot maximaal twee jaar worden verlengd voordat de zaak op een openbare zitting moet worden behandeld. Hierdoor bestaat het gevaar dat het vooronderzoek vertraagd wordt afgehandeld. Immers, als de ruimte bestaat, zal die ongetwijfeld worden benut. Het betekent ook dat de termijn waarbinnen de verdediging over alle processtukken moet beschikken, kan worden verlengd. Al met al staat deze maatregel haaks op de wens van de wetgever om zaken voortvarend af te ­wikkelen. 

Naast de voorlopige hechtenis komt er de voorlopige vrijheidsbeperking. De verdachte wordt in de beginfase, kort na zijn arrestatie, dan niet in voorlopige hechtenis geplaatst, maar in vrijheid gesteld met een aantal vrijheidsbeperkende voorwaarden. Dat kan bij voorbeeld een straatverbod zijn. Het beperken van de toepassing van voorlopige hechtenis zal door de advocatuur ongetwijfeld met instemming worden begroet. Velen vinden al dat Nederland de voorlopige hechtenis veel te vaak toepast, gewoon omdat het kan. Datzelfde gevaar bestaat straks natuurlijk ook met de voorlopige vrijheidsbeperking. 

Verschijningsplicht 

Minister Dekker maakte er onlangs in zijn meerjarenagenda slachtofferbeleid ook melding van: de verschijningsplicht. Verdachten van zware gewelds- en zedenmisdrijven die zich in voorlopige hechtenis bevinden, worden verplicht ter zitting te verschijnen, evenals bij de uitspraak. Hierdoor is maatwerk door de rechter niet langer mogelijk. Overigens zal de modernisering op dit punt niet worden afgewacht: een apart voorstel tot invoering van een verschijningsplicht gaat naar verwachting nog voor de zomer in consultatie. 

De wetsvoorstellen zijn tot 1 augustus in consultatie gegeven. Tot die tijd kunnen betrokken organisaties en instituten, waaronder de NOvA, advies uitbrengen. 

Dit artikel is verschenen in Advocatenblad 2018-03. De hele editie is hier te bekijken. 

KeesPijnappels_01

Kees Pijnappels

Hoofdredacteur

Profile page
Advertentie