Het idee kwam van de twee seniordekens zelf. Na een onderonsje en een belronde door voorganger Pieter van Regteren Altena was het besluit om van het voorzitterschap een duofunctie te maken snel genomen. Ze zien de evaluatie van de Advocatenwet als hun prioriteit.
Het is volgens de dekens, die de afgelopen maanden zijn ingewerkt door Van Regteren Altena, haast noodzakelijk om het samen te doen. ‘Het is een behoorlijke belasting naast het gewone dekenaat en het runnen van de eigen winkel,’ vertelt Monique Brink (55) die dit voorjaar drie jaar deken van Noord-Holland is. ‘De komende jaren komt er nog meer op ons af,’ vult Jan Frederik Schnitzler (60), deze zomer vier jaar deken van Oost-Brabant, haar aan. ‘Het is een pittige klus.’
Brink en Schnitzler kunnen naar eigen zeggen inmiddels met elkaar lezen en schrijven. Tijdens de vele voorgesprekken die ze hebben gevoerd, is er uitgebreid gepraat over hun verstandhouding en goede en minder goede kanten. Conclusie: ze zijn allebei ‘gelijkmatig vrolijke en open types, van nature verbinders en geen ruziemakers’.
Schnitzler is naar eigen zeggen van het overlegmodel. ‘Ik zal niet snel wilde uitspraken doen waar ik later spijt van heb.’ Brink kan zich daarin vinden, ook al denkt ze dat Schnitzler wat langer nadenkt dan zij. ‘Ik ben eerder van de meer praktische regeldingetjes en de beller van de twee. Ik bel Jan Frederik vaker dan mijn eigen echtgenoot. Dat is een teken dat het goed zit.’ Maandelijks proberen de twee elkaar te zien om te sparren. De ene keer in Den Bosch, de andere keer in Haarlem. De afstand vinden ze relatief.
Het grote voordeel van het samen voorzitten van het dekenberaad is volgens Brink het four eyes principle. ‘Iedere beslissing kunnen we tegen elkaar aanhouden. Hierdoor kijk je met meerdere invalshoeken.’ Een echte taakverdeling is er niet gemaakt. De vergaderingen, gesprekken met het college van toezicht en ketenpartners als de Belastingdienst en het ministerie van Justitie en Veiligheid doen ze vooralsnog samen. Ook al zal de een de ene keer meer luisteren dan praten en notuleren. Brink: ‘Niet ieder onderwerp is altijd het jouwe, maar de dekens kunnen ons zien als één loket. Het is onze taak om alles wat we horen aan elkaar over te brengen.’
Financieel toezicht
Sinds de invoering van de nieuwe Advocatenwet in 2015 is er veel veranderd. Zo brengen de lokale dekens sindsdien jaarlijks een bezoek aan tien procent van de kantoren in hun arrondissement. Financieel toezicht is een belangrijk onderdeel van de bezoeken, omdat het volgens de voorzitters een risicofactor is. De pilot Opvragen financiële kengetallen – nu in Zeeland-West-Brabant, Noord-Holland en Noord-Nederland en binnenkort ook in Oost-Brabant – moet daarbij helpen.
In de loop van 2018 komen er meer taken bij, mede door aanscherping van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Een van de speerpunten van het dekenberaad is advocaten zo goed mogelijk voor te bereiden op deze veranderingen. ‘Om dit te realiseren hebben we extra cursussen in het leven geroepen voor de dekens, waaronder een specifieke cursus over de veranderingen rondom de Wwft,’ vertelt Brink.
Ander speerpunt is de kwaliteit van de dienstverlening. Hieronder vallen onder meer de kwaliteitsbevorderende maatregelen (artikel 26 Advocatenwet). De dekens zetten in 2018 in op het toepassen van gestructureerde feedback (peerreview, intervisie en gestructureerd intercollegiaal overleg). Na de inwerkingtreding van de Wijzigingsverordening kwaliteitstoetsen zal via de CCV worden gecontroleerd of advocaten voldoen aan deze nieuwe norm. ‘Nog een extra taak voor de dekens,’ zegt Schnitzler die van mening is dat de kwaliteitsbevorderende maatregelen te veel zijn uitgekleed.
Ook het rechtsgebiedenregister dat de NOvA nu aan het ontwikkelen is, ziet op kwaliteit. ‘Een lastige discussie,’ zegt Schnitzler. ‘Je hebt een aantal overlappen. Eerst was de lijst te lang en nu met 35 rechtsgebieden eigenlijk weer te kort, maar je moet ergens een lijn trekken. Ik ben in ieder geval van mening dat de algemene praktijk op termijn en eigenlijk nu al niet meer houdbaar is.’ Specialiseren is de toekomst, beaamt Brink. ‘Een paar rechtsgebieden kan, maar je moet wel kwaliteit leveren en weten waar je het over hebt.’
De vraag wat kwaliteit nu precies is en hoe je dat meet tijdens kantoorbezoeken, komt vaak terug tijdens het dekenberaad. Brink: ‘Kwaliteit is een lastig begrip. Daar moet je tools voor hebben. Ook dekens nemen hun eigen kwaliteit serieus. Vorig jaar zijn we daarom landelijk een eigen opleidingscyclus gestart om zo veel mogelijk recht te kunnen doen aan het nieuwe dekenaat en om nieuwe dekens te kunnen laten participeren.’
Capaciteit bureaus
Alle extra taken van de afgelopen jaren en de werkverhoging die er voor dekens nog gaat komen, betekent een hogere werkdruk voor de verschillende bureaus van de dekens. Een punt van zorg, aldus het college van toezicht vorige maand in zijn jaarverslag. Volgens het college lopen de capaciteit en de kwaliteit van de bureaus onvoldoende in de pas met de eisen die de huidige taken en de komende taakverzwaring aan de dekens stellen.
De twee voorzitters zien dit anders. ‘Het staat er te stellig en er past enige nuancering,’ aldus Schnitzler. ‘Natuurlijk wordt er hard gewerkt, maar het college denkt dat het toezichtwerk onder de druk kan lijden. Dat betwist ik.’
Brink denkt dat de zorgen er voor een deel zijn, omdat het college de rondes langs de bureaus begin 2017 maakte. ‘We zijn inmiddels weer een jaar verder en er is veel gebeurd. Zo zijn er nieuwe mensen aangenomen en wordt er sinds kort gewerkt met een nieuw automatiseringssysteem. Als dat eenmaal goed functioneert, wordt de werkdruk vanzelf minder.’
Het college constateerde ook dat de dekens nog weinig gebruikmaken van de bestuurlijke route. Brink: ‘Dreigen met een boete of last onder dwangsom is vaak al genoeg. Van het normoverdragend gesprek maken we inmiddels allemaal gebruik.’ Schnitzler stelt de enige te zijn die tot nu toe een bestuurlijke boete heeft opgelegd. ‘Daaruit blijkt dat je met andere instrumenten ook goed uit de voeten kunt. Het is een stroperige route en de gang naar de tuchtrechter is een bekende.’
Brink voegt hieraan toe dat een probleem, bijvoorbeeld met het behalen van opleidingspunten, vaak niet op zichzelf staat. ‘Het zijn vaak de zwakke broeders of de recidivisten en dan is de tuchtrechter een betere weg. Daar komt het hele verhaal aan de orde.’
Evaluatie
Uiterlijk eind 2019 zal het ministerie van Justitie en Veiligheid het nieuwe toezichtmodel evalueren. Dat wordt een van de belangrijkste momenten in het voorzitterschap van Brink en Schnitzler. Zij zetten de evaluatie vanaf nu dan ook prominent als eerste punt op de agenda van het dekenberaad. ‘Iedereen moet de sense of urgency voelen,’ vindt Brink. ‘Het komt eerder dan we denken.’
Volgens Schnitzler is het buitengewoon waardevol dat de deken het toezicht heeft behouden, maar er kan altijd bijgeschaafd en verbeterd worden. ‘We hebben grote slagen gemaakt, maar je hebt ook met beeldvorming te maken. Daar moeten we aan werken. Je kunt bijvoorbeeld serieuze discussies hebben over onze algemene landelijke deken die ook voorzitter van het college van toezicht is. Ik sta mild in deze discussie, maar je kunt je afvragen of het wenselijk is.’ Als ander voorbeeld noemt Brink de vraag of je onafhankelijk kunt zijn als je wordt gekozen door degene op wie je toezicht houdt. ‘We moeten ons ervan bewust zijn dat dit geen gekke vraag is.’
Beeld / Jean-Pierre Jans
Dit artikel is ook verschenen in Advocatenblad 2018-04. De hele editie is hier te bekijken.