Mr. X was in 2006 curator van een BV die in handen was van een stichting. Mr. X liet een incassobureau onderzoeken wat de failliete BV zoal bezat. In het rapport van dat bureau werd gesproken van onroerend goed, maar dat zou geen eigendom zijn van de BV zelf, maar van de moeder (die stichting dus). Het faillissement werd in 2008 opgeheven bij gebrek aan baten.

In 2013 vraagt de stichting aan mr. X of zij alsnog namens de stichting een akkoord wil aanbieden aan de schuldeisers van de BV. De schuldeisers kunnen hun vorderingen tegen vijf procent van de waarde aan de stichting overdragen. Bij degenen die weigeren prijst mr. X de deal nog eens aan: een geheel onverplicht aanbod tot gedeeltelijke betaling van een al verjaarde vordering!

In 2016 vraagt de stichting de rechtbank om het faillissement te heropenen: de failliete BV was tóch eigenaar geweest van het onroerend goed en daarin bleek na veiling door een hypotheeknemer nog een overwaarde te zitten van 4,5 ton. De rechtbank wijst het verzoek toe en de vereffenaar vraagt mr. X om de faillissementsadministratie en de crediteurenlijst. Maar ze kronkelt en de vereffenaar ruikt lont. Hij meldt de deken dat mr. X als curator het faillissement had laten opheffen, terwijl er nog een forse overwaarde aan zat te komen, en dat ze vervolgens als advocaat van de stichting had meegewerkt aan een fishy aanbod aan de crediteuren. Want als de schuldeisers, die natuurlijk niet wisten van die overwaarde, hun vorderingen tegen vijf procent aan de stichting hadden overgedragen, kon de stichting als aandeelhouder van de BV mooi de resterende overwaarde van het onroerend goed incasseren.

In 2018, anderhalf jaar na het eerste verzoek, geeft mr. X de stukken aan de vereffenaar…

De deken stapt naar de tuchtrechter Arnhem-Leeuwarden. Mr. X ontkent dat ze onder een hoedje heeft gespeeld met de stichting – ze had niet geweten van dat onroerend goed. Ze had ‘om haar moverende redenen’ de opdracht van de stichting om dat akkoord aan te bieden aanvaard.

De tuchtrechter toetst het handelen als curator zoals gebruikelijk aan de norm of door mr. X het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Dat is niet het geval. Nader onderzoek had misschien wel voor de hand gelegen, maar had mogelijk op dat moment niet tot een andere uitkomst geleid, want dat de BV eigenaar was van het onroerend goed was pas veel later door een rechterlijke uitspraak gebleken. Mr. X was dan ook niet afhankelijk of chantabel geworden door die misser.

Maar ze had natuurlijk niet als ex-curator vervolgens voor de stichting moeten gaan optreden: tegenstrijdige belangen. Bovendien had ze de stichting moeten vragen hoe die aan het geld voor dat aanbod kwam en de crediteuren moeten melden dat er een fiks bedrag in depot stond. En dan die lariekoek verkopen om de deal bij de weigeraars erdoor te krijgen… Tot slot had mr. X meteen alle stukken aan de vereffenaar moeten sturen.

Het werd een voorwaardelijke schorsing van vier weken, waarvan mr. X nog in beroep kan.

Trudeke

Trudeke Sillevis Smitt

Freelance redacteur

Profile page
Advertentie