Het is alsof ze elkaar al jaren kennen. Ruim twintig jonge, zwarte advocates genieten van een feestelijke netwerkbrunch in een hippe Amsterdamse lunchroom. Het is zaterdagmiddag. Op de lange tafels staan fruitige smoothies, Surinaamse pasteitjes en biologische muffins. De sfeer is vrolijk, bijna uitgelaten. Boos of gefrustreerd willen deze vrouwen niet zijn, ook al hebben sommigen daar misschien wel reden toe.
‘We noemen ons voor de grap “black and fabulous female attorneys NL”,’ lacht oprichtster Samantha Ebecilio (29): ‘Een officiële naam of structuur hebben we niet eens, en toch is de groep een succes.’ Ze wordt even onderbroken door een lachsalvo vanaf de tafel achter haar. ‘We ontmoeten elkaar voor de gezelligheid,’ legt ze uit. ‘Maar we hebben elkaar ook echt nodig. We vinden steun bij elkaar.’
De meeste vrouwen komen uit de Randstad en zijn rond de dertig jaar. Een paar rolden moeiteloos via een stage de advocatuur binnen, anderen vonden pas na veel sollicitaties een baan als advocaat-stagiaire. Opvallend veel vrouwen volgen de moeilijkste route, die van stagiaire-ondernemer. Zoals Patricia Rodrigues de Carvalho (30), een Rotterdamse van Kaapverdische afkomst. Na haar rechtenstudie zette ze eerst een eigen modelijn op en ging vervolgens aan de slag als juridisch medewerker bij een advocatenkantoor. ‘Dat vond ik erg leuk en ik besloot alsnog advocaat te worden,’ vertelt ze: ‘Maar negen van de tien keer werd ik niet uitgenodigd. Als ik wel een gesprek kreeg, werd het toch een ander die net iets meer ervaring had. Maar ik heb me nooit gediscrimineerd gevoeld. Ik vond het zonde van mijn tijd om daar bij stil te staan.’
Uiteindelijk kon ze als stagiaire-ondernemer terecht bij het Haagse kantoor Kortman. ‘Het is verder een wit kantoor,’ zegt Rodrigues de Carvalho. ‘Maar ze hebben me echt geholpen met het opzetten van mijn praktijk. Het is hard werken, want je moet je eigen opleidingskosten terugverdienen. Het bevalt me goed en de cliënten zijn tevreden.’
Studentenleven
Een eigen kledinglijn, hoge cijfers, relevante stages en werkervaring, vaak in het buitenland. Het curriculum van de netwerkvrouwen is niet standaard, maar doet niet onder voor bijvoorbeeld bestuurservaring bij het studentencorps. Hun netwerk is echter aanzienlijk kleiner. Veel van de vrouwen woonden tijdens hun studie bijvoorbeeld nog thuis en misten het studentenleven.
‘Ik ben geboren in de Dominicaanse republiek,’ zegt Yoleiny Mateo Diaz (31). ‘Mijn moeder is schoonmaakster en sprak geen Nederlands. Ik moest haar vaak helpen met van alles. Ik had een bijbaantje om mijn studie te betalen en helemaal geen tijd voor de sociëteit. Ik heb stages gelopen bij twee grote advocatenkantoren én in het buitenland, gewerkt bij de rechtswinkel en had gemiddeld een 8 op mijn eindlijst, maar dat bleek niet genoeg. Ik had geen netwerk via het corps of de hockeyclub. Daarom hebben we nu ons eigen netwerk opgezet.’
‘We zijn bijna allemaal de eerste in onze families die ging studeren,’ vult Rodrigues de Carvalho aan. ‘Alles was nieuw. Een studentenhuis, een dispuut. Onze ouders konden daar niets over vertellen.’
‘Ik heb meegedaan met het traject “Brug naar de top”, waarin studenten met een biculturele achtergrond gekoppeld werden met advocaten van topkantoren,’ vertelt Mateo Diaz. ‘Ik kreeg een mentrix van De Brauw. Het waren vrijblijvende gesprekken. Er kwam niets uit.’ In plaats van op de Zuidas belandde ze in Zuidoost. Na een tip vanuit het netwerk kreeg ze een baan bij advocatenkantoor Dayala. Haar werkkamer kijkt uit over winkelcentrum Reigersbos, midden in de Bijlmer. ‘Ik ben blij dat ik in de sociale advocatuur terecht ben gekomen,’ zegt Mateo Diaz. ‘Ik doe hier veel vreemdelingenzaken, krijg ook steeds meer Spaanstalige cliënten. Het geeft natuurlijk extra veel voldoening wanneer ik mijn eigen mensen kan helpen.’
‘We zitten niet bij de pakken neer,’ zegt Samantha Ebecilio. ‘Daar gaat deze netwerkgroep over.’ Drie jaar geleden deelde ze haar eigen ervaringen in verschillende media. Afgestudeerd met goede cijfers, een vol cv en werkervaring als griffier, kwam ze toch nergens aan de bak binnen de advocatuur. Terwijl haar witte studiegenoten ondanks de crisis allemaal een plek vonden, kreeg zij soms wel vijf afwijzingen per dag. Ze paste ‘niet in het profiel’. Ook zij begon uiteindelijk haar eigen kantoor, als stagiaire-ondernemer.
Falend diversiteitsbeleid
Ruim tien jaar geleden presenteerde de Nederlandse orde van advocaten de intentieverklaring ‘diversiteitsbeleid’. Doel was om binnen advocatenkantoren meer minderheden aan te trekken. Bijna twaalf procent van de Nederlanders had in die tijd een niet-westerse achtergrond, bij advocatenkantoren was dat nog geen twee procent. De verklaring werd ondertekend door de 26 grootste kantoren van het land, waaronder de Zuidas-kantoren. Veel kantoren stelden speciale diversiteitsmanagers aan die invulling moesten geven aan het nieuwe streven.
In 2015 maakte promovenus aan de Vrije Universiteit Sylvia van der Raad de balans op. In haar proefschrift Othering and Inclusion of Ethnic Minority Professionals concludeert ze advocatenkantoren wel zeggen dat ze minderheden willen aantrekken, juist omdat ze anders zijn, maar uit interviews blijkt het tegenovergestelde. Diversiteitsmedewerkers bleken in haar onderzoek minderheden eigenlijk ongeschikt te vinden voor de advocatuur en incompetent vergeleken met de ideale werknemer. ‘Neem de taal,’ zegt Van der Raad in 2015 tegen het Advocatenblad. ‘Kantoren hangen nog erg aan klassengerelateerd taalgebruik, waardoor mensen uit een minderheidsgroepering buiten de boot vallen. Niet omdat ze de juridische taal niet beheersen, wel omdat diversiteitsmanagers en hr-functionarissen bij voorbaat denken dat ze die taal onvoldoende machtig zijn.’
Recente cijfers over de diversiteit van de Nederlandse advocatuur ontbreken. Etnische herkomst wordt niet in kaart gebracht.
‘Ik heb er toen veel reacties op gekregen, ook vanuit de zwarte gemeenschap,’ zegt Ebecilio nu. ‘Ik kwam daarna als advocate ook veel lotgenoten tegen. Toen ontstond het idee voor een netwerkgroep. We bestaan nu anderhalf jaar en hebben al 22 leden. Alle zwarte vrouwen in de advocatuur zijn welkom.’
Vluchteling
Maar wat als je niet alleen vrouw en zwart bent, maar ook nog vluchteling? Safiya Roble-van Deursen (37) kwam op 17-jarige leeftijd vanuit Afrika naar Nederland. In Somalië was ze nooit naar school geweest. In Nederland bleek ze gemakkelijk te kunnen leren. Ze wist de enorme achterstand in te lopen en na taalles, mbo en een jaar hbo ging ze rechten studeren in Leiden. ‘Ik werkte dag en nacht,’ zegt ze. ‘Altijd in de boeken. Na mijn studie kende ik niemand en niemand kende mij.’
Toen kwam de teleurstelling. Ze werd niet eens uitgenodigd voor gesprekken. ‘De advocatuur heeft eigen normen en waarden,’ zegt ze. ‘Het is ons kent ons.’ Ze werkte een paar jaar als jurist bij een farmaceutisch bedrijf, waar ze haar man leerde kennen, en begon toen voor zichzelf. ‘Ik had een droom en het boeide me eigenlijk niet wat de risico’s waren. Ik kan het gewoon, als ik maar hard genoeg werk.’
Met haar patroon, een Turks-Nederlandse advocate, houdt ze kantoor in het centrum van Rotterdam. Op het netwerk kan ze terugvallen voor advies of tips. Ze doet arbeidsrecht en sociaalzekerheidsrecht, vooral toevoegingen. ‘Je krijgt dan acht uur betaald, maar meestal besteed ik twintig uur of meer,’ legt ze uit. ‘Zo vind ik kleine dingetjes en win ik de zaak alsnog. Het is slecht voor mijn portemonnee, maar deze mensen zijn niet bij mij gekomen omdat ze mij aardig vinden, maar om hun probleem op te lossen.’
Net als Ebecilio zal Roble-van Deursen dit jaar haar stageperiode afronden en onvoorwaardelijk advocaat worden. Ze voelt zich soms bekeken door de rechtbank. ‘Mijn Nederlandse naam matcht niet met mijn uiterlijk. Maar ik ben vaak beter voorbereid dan de tegenpartij, zodat ik minder vragen krijg. En hoe meer vragen je krijgt van de rechter, hoe slechter het gaat aflopen. Dat heb ik inmiddels wel door.’
Afrikaanse print
Ook Ebecilio krijgt weleens vragende blikken van bodes of griffiers. Dat komt vooral door haar afro, denkt ze zelf. ‘Sommige mensen vinden het een aparte verschijning, maar dit is gewoon zoals ik ben,’ zegt ze. Ook is ze trots op de toga die ze heeft laten maken, met een Afrikaanse print in de voering.
Lilian Madu (30) droeg tijdens haar beëdiging zelfs een Afrikaanse hoofddoek. Haar ouders komen uit Nigeria. Ze studeerde af in rechten én economie aan de Erasmus Universiteit, maar kwam moeilijk aan de bak. ‘Ben ik gediscrimineerd? Ik weet het niet. Het was weleens pijnlijk als witte vriendinnen met lagere cijfers die baan wel kregen.’
Uiteindelijk werkte ze eerst een paar jaar als juridisch medewerker bij Nasrullah Advocaten in Rotterdam, het kantoor waar ze nu advocaat-stagiaire is. ‘In een klein kantoor word je in het diepe gegooid,’ zegt ze. ‘Dat vind ik prettig. Je krijgt gelijk veel meer ruimte en verantwoordelijkheid dan op een groot kantoor, dus je leert ook veel sneller.’
‘Op een groot kantoor moet je je specialiseren. Maar de algemene praktijk is ook een specialisatie,’ vult Ebecilio aan. ‘Je kunt wel degelijk deskundigheid opbouwen in de zaken van gewone mensen: scheidingen, ontslagzaken enzovoort.’
In het statige pand vlak bij de Rotterdamse Kruiskade doet Madu veel letselschade-, arbeids- en huurzaken. Bijna alle cliënten hebben een migratieachtergrond. De West-Afrikanen komen vaak speciaal voor haar. ‘Veel van mijn cliënten voelen zich gediscrimineerd,’ vertelt ze. ‘Ze verwachten dat ik dat voor hen kan oplossen, maar dat is heel moeilijk te bewijzen. Juridisch gezien kun je er bijna nooit iets mee. Je moet met andere argumenten komen. Dat leg ik hen uit. Soms vinden ze dat moeilijk.’
Binnen het netwerk kunnen jonge stagiaires zoals Madu terugvallen op oudere, meer ervaren zwarte advocates. Bijna dagelijks worden via de WhatsApp-groep berichten gewisseld. ‘We helpen elkaar,’ zegt Roble-van Deursen. ‘Hoe ga je om met een lastige cliënt? Wat doe je met een klacht? Zoek je een ander kantoor? We spelen elkaar zaken toe. Feliciteren elkaar met gewonnen procedures.’
‘We zijn natuurlijk allereerst collega’s, maar onze band is sterker,’ meent Rodrigues de Carvalho. ‘We komen overal vandaan, maar we delen onze roots en normen en waarden. Ook zijn we allemaal donker en hebben we hetzelfde meegemaakt. Onze ouders hebben hun best gedaan om naar Nederland te komen en ons te laten studeren. De meesten van ons waren de eerste in de familie die naar de universiteit ging. We moesten alles zelf uitzoeken en ook op eigen kracht de advocatuur in. Daarom hebben we een band en kunnen we elkaar informeel benaderen. We kunnen hier onszelf zijn.’