De advocaat frustreerde naar het oordeel van de raad welbewust de behandeling van de strafzaak met aanhoudingsverzoeken en door niet te verschijnen noch vervanging te regelen. Als reden voor het gaf hij een geschil met de Raad voor Rechtsbijstand op. Zijn verzoek om extra uren in de zaak werd geweigerd. Ook voerde hij bij het uitstel zijn gezondheidssituatie op. De advocaat was nog herstellende van een hartoperatie.
De zaak werd te lang aangehouden, meende de president van de rechtbank waar de zaak speelde. Die diende een klacht in. Ook de deken diende ambtshalve bezwaar in tegen de advocaat. De raad behandelde beide zaken gelijktijdig.
Volgens de raad blijkt uit de feiten genoegzaam dat de advocaat de uitstelverzoeken ‘uitsluitend of in overwegende mate’ deed vanwege het geschil met de Raad voor Rechtsbijstand over de extra uren in de strafzaak. Daarmee had de advocaat dus een eigen financieel belang bij de uitstelverzoeken. Daarmee handelde de advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar: ‘Naar het oordeel van de raad betaamt het een advocaat niet om vanwege eigen belangen herhaaldelijk een zitting geen doorgang te laten vinden en daardoor de rechtsgang te frustreren.’
Als de advocaat door arbeidsongeschiktheid zijn cliënt niet kon bijstaan had hij adequate vervanging moeten regelen. Het geschil over de extra uren mocht daarbij geen rol spelen, meent de raad. ‘Dat dat wel het geval is geweest – verweerder heeft immers aan de rechtbank te kennen gegeven bij toekenning van extra uren wel voor vervanging zorg te dragen – illustreert nogmaals dat verweerder in strijd met de gedragsregels en de op hem rustende zorgvuldigheidsverplichting zijn eigen (financiële) belang boven de belangen van zijn minderjarige cliënt en de behoorlijke rechtsgang heeft gesteld.’ Verdachten zijn immers in het algemeen gebaat bij een snelle afdoening van hun strafzaak, zeker minderjarigen. Hier liet de advocaat zijn eigen belang voor gaan volgens de raad.
De klacht van de President wordt daarom gegrond verklaard. Een berisping acht de raad passend en geboden in die zaak. Ook de klacht van de deken wordt gegrond bevonden. In die zaak ziet de raad af van het opleggen van een maatregel vanwege de verwevenheid van de klachten en het feitencomplex.