De advocaat in kwestie werkte tot 2014 bij bedrijf Y. Daarna sloot hij zich als zelfstandig advocaat aan bij advocatenkantoor X waarna hij in 2017 helemaal voor zichzelf begon. Bedrijf Y en een daar werkzame advocaat diende een klacht in wegens het ‘sinds het einde van het dienstverband onnodig grievend, ongepast, intimiderend, lasterlijk en dreigend uitlaten tegen bedrijf Y en de desbetreffende advocaat.’ ‘Ik ben op valse gronden door hem ontslagen. Nu ga ik die nazi pakken,’ was een van de uitlatingen. Ook stuurde de advocaat afbeeldingen van hakenkruizen.
De klacht is in 2016 door bemiddeling van de waarnemend deken afgehandeld doordat tussen de partijen een vaststellingsovereenkomst is gesloten. Eind 2017 diende een cliënt van de advocaat een klacht in waarna de advocaat overging tot het sturen van ongepast e-mails naar zijn oude kantoorgenoten bij advocatenkantoor X. Ook stuurde de advocaat vele ongepaste berichten via Facebook Messenger naar zijn kantoorgenoten.
Onacceptabel
De raad acht de uitlatingen van verweerder in het licht van zijn beroepsuitoefening volstrekt onacceptabel. ‘Niet alleen voor zover ze zijn gedaan in zijn hoedanigheid van advocaat, maar ook voor zover deze in zijn hoedanigheid van privé-persoon zijn gedaan.’
Volgens de raad is de advocaat herhaaldelijk op de ongepastheid van zijn uitlatingen aangesproken, maar heeft hij zich daarvan niet gedistantieerd. ‘Het heeft hem er niet van weerhouden om zich opnieuw onbetamelijk uit te laten. Bovendien heeft hij zich niet gehouden aan de door hem met de plaatsvervangend deken gemaakte afspraak om niet meer rechtstreeks met voormalige kantoorgenoten te communiceren.’
De raad hoopt dat een voorwaardelijke schorsing van vier weken voor de advocaat ‘een afdoende stok achter de deur vormt om zich van dergelijk gedrag in de toekomst te onthouden’.