Dekker is, net als zijn ambtsvoorgangers, al geruime verwikkeld in een felle discussie met de sociaal advocatuur over de gefinancierde rechtsbijstand. Volgens een onafhankelijk rapport van de Commissie Van der Meer moet het jaarlijks beschikbare bedrag van circa 400 miljoen euro met ruim een kwart te worden verhoogd. Dekker weigert mee te gaan in die gedachte. Hij broedt momenteel op een plan om de gefinancierde rechtsbijstand op andere leest te schoeien.
Woensdag lichtte hij alvast een tipje van de sluier op. Het gaat er niet om de sociaal advocatuur in de benen te houden, aldus de bewindsman. ‘De vraag is hoe je ervoor zorgt dat we een stelsel krijgen dat echt rechtvaardig is. Hoe het overheidsgeld terecht komt bij de mensen die het echt nodig hebben.’
Een lager tarief per toevoegingspunt is niet de oplossing, meent Dekker. ‘We moeten toe naar een stelsel waarbij de vergoeding meer overeenkomt met het werk dat daarvoor geleverd moet worden. Daar staat tegenover dat ik streef naar minder zaken. Uiteindelijk is het prijs maal kwantiteit. Als we willen dat de prijs een serieuze vergoeding biedt voor advocaten, dan moet dat leiden tot vermindering van het aantal zaken.’
Dekker onderstreepte woensdag dat de sociaal advocatuur ‘geen doel op zich is’. ‘Het is een heel belangrijk middel om te zorgen dat sommige mensen, die het echt nodig hebben, een beroep kunnen blijven doen op een advocaat.’
De minister was woensdag te gast bij een debat, dat het sluitstuk vormde van twee dagen actievoeren door advocaten bij het gebouw van de Tweede Kamer. In een zogeheten protestestafette betoogden beurtelings tientallen advocaten tegen de uitholling van de gefinancierde rechtshulp.
Meer overheidsgeld voor de rechtsbijstand zit er echter niet in, maakte Dekker nog maar eens duidelijk. Dat is een ‘gesloten discussie’. ‘Ik ben het niet eens met de mensen die zeggen dat we eerst het dak moeten repareren alvorens groot onderhoud aan het huis te gaan plegen. Alvorens je kijkt naar de nodige reparaties aan het dak, moet je wel eerst kijken op welke pijlers het rust.’
Ombudsman
Nationale ombudsman Reinier van Zutphen zei woensdag dat de overheid er beter aan doet geschillen te voorkomen dan geschilbeslechting te financieren. ‘We moeten er voor zorgen dat mensen geen beroep hoeven te doen op rechtshulpverleners voor zaken die niet bij de rechter thuishoren.’ Volgens Van Zutphen bedenkt de wetgever vaak ‘gekke regels, die niet deugen’. Berucht voorbeeld is in zijn ogen de WMO, de Wet maatschappelijke ondersteuning.
Ook Ybo Buruma, raadsheer bij de Hoge Raad, stelde dat het ‘niet helemaal lekker voelt’ dat in 60 procent van de toevoegingszaken de overheid partij is. Zoals het in zijn ogen ook ‘ongemakkelijk’ is dat jaarlijks 12.000 strafzaken worden doorverwezen naar de meervoudige kamer, waar drie rechters en een officier zich er over buigen, terwijl slechts voor 5000 strafzaken extra uren worden toegekend.
Buruma waarschuwt voor een groeiende kloof tussen arm en rijk in Nederland. ‘Van de bevolking valt 39 procent onder bereik van het stelsel. Het grootste deel daarvan is laagopgeleid. We moeten voorkomen dat de scheiding tussen degenen die toegang tot het recht hebben en zij die dat niet hebben, niet nog groter wordt.’
VVD-minister Dekker beziet het probleem vanuit een ander perspectief. ‘De vraag is wat de overheid moet vergoeden en wat de verantwoordelijkheid is van de burger.’