Het gaat onder meer om het onjuist informeren van de rechter, het inbrengen van confraternele correspondentie, verkeerd opgestelde processtukken en het niet tegelijkertijd opsturen van processtukken naar de rechter en de wederpartij.

Volgens de raad blijkt uit alle acht de gegronde klachtzaken dat de advocaat vanaf 2015 structureel niet of niet tijdig (proces)stukken aan de wederpartij stuurt en dat hij zich daarbij verschuilt achter een vergissing van een medewerker. Ook zou hij zich soms in processtukken of tijdens zittingen in strijd met de waarheid uitlaten en zich niet erg welwillend opstellen ten opzichte van collega-advocaten.

Eigen verantwoordelijkheid

Het viel de raad verder op dat de advocaat de gemaakte fouten soms wel erkent, ‘maar dat hij zich niet bewust toont van zijn eigen verantwoordelijkheid daarin door daarvoor een externe rechtvaardiging te zoeken. De raad zegt bezorgd te zijn of de advocaat ‘zijn laakbare handelwijze jegens advocaten en jegens wederpartijen in de toekomst zodanig zal veranderen dat hij zich zal gedragen zoals van een behoorlijk advocaat verwacht mag worden. Voor zover de kantoororganisatie (mede) debet zou zijn geweest aan een aantal problemen, dient de advocaat zijn kantoororganisatie daarop zodanig aan te passen, dat problemen van deze aard zich in de toekomst niet meer zullen voordoen.’

Naar het oordeel van de raad heeft de advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld (artikel 46 Advocatenwet). De raad legt de voorwaardelijke schorsing van drie maanden op met een proeftijd van twee jaar. In die proeftijd kan de advocaat laten zien dat hij zich aan de gedragsregels houdt. De advocaat is verder veroordeeld in de proceskosten.

Redactie Advocatenblad

Profile page
Advertentie