‘F*ck you,’ schreef advocaat Marc E. Kasowitz vorig jaar aan een hem onbekende man. En vijf minuten later: ‘Jij kent mij niet, maar ik jou wel. Hoe durf je mij zo’n mail te sturen. Ik hou je in de gaten. (…) Watch your back, bitch.’
Kasowitz was op dat moment president Donald Trump’s advocaat bij het onderzoek naar diens Russische connecties. De onbekende man was een reputatiemanager in ruste die Kasowitz, ongevraagd, had geadviseerd zich terug te trekken om reputatieschade voor zichzelf, en op de lange termijn zijn kantoor, te voorkomen.
Rechtsfilosoof David Luban las de mail van de vuilbekkende advocaat hardop voor tijdens zijn recente lezingaan de Universiteit van Amsterdam, over de Amerikaanse rechtsstaat. Daar is het niet best mee gesteld, aldus Luban. Als je de kwaliteit van de rechtsstaat beschouwt vanuit het idee dat advocaten degenen zijn die, in praktische zin, invulling geven aan de in de wet besloten moraal, is er zelfs reden tot ernstige zorg.
De voorbeelden die Luban noemt draaien allemaal om het gebruik, of liever: misbruik van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht. Neem Michael Cohen, sinds jaar en dag Trump’s huisadvocaat. Cohen trad op voor Trump in ‘l’affaire Stormy Daniels’, de pornoactrice die in 2006 seks met Trump zou hebben gehad en tijdens de verkiezingscampagne was afgekocht met een zwijgcontract à 130.000 dollar. Daniels wilde toch praten en voerde aan dat Trump het contract niet zelf had ondertekend. Inderdaad had Cohen het zwijggeld uit eigen zak betaald, en later teruggekregen van de president.
Advocaat Rudolph Giuliani, Cohen’s opvolger in het dossier, probeerde de boel te sussen: dergelijke betalingen waren business as usual, wat was het probleem? Waarop Giuliani’s toenmalige kantoor Greenberg Traurig een persbericht uitbracht met de strekking dat zij dergelijke betalingen ‘nooit zouden doen zonder medeweten van de cliënt.’ En dan is er nog David Boies, een advocaat met een -voorheen- vlekkeloze reputatie die een spionagebedrijf opdracht gaf om voor zijn cliënt, filmproducent Harvey Weinstein, uit te zoeken wat journalisten van de New York Times al wisten over Weinstein’s grensoverschrijdende gedrag. Alleen was de New York Times óók cliënt van Boies’ kantoor (inmiddels niet meer).
Media
Breed uitgesponnen in de media oogt het allemaal niet fraai. Gevolg is dat de advocatuurlijke moraal zélf onderwerp van discussie wordt, signaleert Luban. Sterker: het nodigt uit tot aanvallen op de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht. Zo doorbrak aanklager Robert Mueller tijdens zijn onderzoek naar de Russische connecties van Trump het verschoningsrecht van advocaat en voormalige campagneleider Paul Manafort op een, volgens Luban ‘extreem agressieve’ manier. Die mogelijkheid bestaat bij verdenking van een misdrijf. Het misdrijf hier was dat er tegen de onderzoekers zou zijn gelogen.
Dus is het zaak om de rug recht te houden. Ethisch besef komt allereerst uit jezelf, zegt Luban in een vraaggesprek. Lastig voor beginnende advocaten, zeker als ze terechtkomen in een organisatie met een wat lossere cultuur. ‘In het begin snap je die cultuur nog niet helemaal, dus kijk je naar de mensen die er al langer zitten. Als het dan ‘normaal’ wordt gevonden om, bijvoorbeeld, een schimmige vastgoedconstructie op te tuigen om tegoeden achter te verbergen denk je misschien wel: Dit is een witwasconstructie! Hier heb ik niet voor getekend. Maar als je dan te horen krijgt: Zo doen wij dit hier nu eenmaal, denk je: Okee, ik was misschien naïef, kennelijk is dit hoe de grote mensen het doen. En dan raak je moreel langzaam op drift.’
Dit fenomeen: het onvermogen om een moreel onafhankelijk oordeel te vormen doordat we teveel op anderen zijn gericht, houdt hem de laatste tijd erg bezig, vertelt Luban. De door hem bewonderde filosofe Hannah Arendt zegt dat je een onafhankelijk moreel oordeel vormt door een zaak van zoveel mogelijk kanten te bekijken. Maar toch is er ook zoiets als een innerlijke norm, denkt Luban. ‘De allereerste zaak die voor het Joegoslavie Tribunaal werd gebracht was tegen de Bosnisch-Kroatische soldaat Drazen Erdemovic. Hij kreeg bij Srebrenica het bevel om alle mannen dood te schieten, maar weigerde. Hij zei tegen zijn commandant: “Ik kan dit niet. Dit is niet normaal!” De commandant zei: ga maar bij hen staan, dan schieten we jou ook dood. Uiteindelijk gaf hij op. Maar kennelijk wist hij het verschil tussen normaal en abnormaal, en de anderen niet. Waar haalde hij dat vandaan? Hij had alleen zijn eigen oordeel.’
Toch klinkt het vreemd als Luban vertelt over zijn nieuwe ‘helden’: de advocaten van gevangenen die in Guantánamo Bay door een Militaire Commissie worden berecht. Toen de advocaten van de Saoediër Abd al Rahim al-Nashiri, verdachte van de aanslag op vliegdekschip de US Cole op 12 oktober 2000, een microfoon in de spreekkamer vonden, legden zij de verdediging neer. De militaire rechter was het daar niet mee eens, maar het hoofd van de defence council, ook een militair, verdedigde hun besluit, wat hem op een gevangenisstraf kwam te staan. Er werd een nieuwe advocaat benoemd: een jonge marineofficier (Navy Seal), luitenant Alaric Piette. ‘Op hem ben ik persoonlijk erg trots omdat hij aan mijn universiteit, Georgetown, heeft gestudeerd,’ zegt Luban.
Als enige overgebleven advocaat verschijnt Piette elke dag in de rechtszaal om de rechter te vertellen dat hij Al Nashiri niet kan verdedigen omdat hij niet over de vereiste ervaring met doodstrafzaken beschikt. ‘Dan schreeuwt de rechter tegen hem dat hij het wel moet doen, dat de ethische argumenten van de advocaten waarom zij geen verdediging kunnen voeren alleen bedoeld zijn om de zaak te traineren. Maar Piette houdt voet bij stuk. Ik vind dat extreem moedig want hier speelt ook de kwestie van militaire discipline: de rechter is een kolonel, Piette slechts luitenant. Het risico dat hij zijn carrière door de wc spoelt is groot.’
De militaire rechters hadden gerekend op een verdediging gebaseerd op feiten- niet dat deze advocaten het rechtstatelijk gehalte van de rechtbank zélf ter discussie zouden stellen. ‘Ik vroeg ze: waarom doe je dit? Is dit niet in strijd met je taak als militair? En allemaal verwezen ze naar de eed die ze hadden afgelegd. Ze zeiden: “Ik heb trouw gezworen aan de grondwet, niet aan de president. Dit is mijn taak als advocaat: het verdedigen van de grondwet. Er is niks tegenstrijdigs aan.”’
Wie is David Luban?
David Luban (69) is hoogleraar rechtsethiek aan de universiteit van Georgetown, auteur van talloze boeken en een veelgevraagd spreker over gedragsrecht. Hij doceerde eerder aan de universiteiten van Maryland, Yale, Kent State en de US Naval Academy. Hij is een gerenommeerd denker over de moraal in het internationale recht en stond aan de wieg van het weblog Justsecurity.org.