Mr. X was advocaat van een stichting voor gedupeerden in de aandelenlease-affaire. In 2007 trof de stichting een schikking met de verzekeraar die dat financiële fop-product had verkocht. Er was 1,8 miljoen te verdelen onder de gedupeerden. Het leeuwendeel werd uitgekeerd; voor twee ton werd een speciale stichting opgericht die het geld overmaakte naar de derdenrekening van mr. X. Hij zou daaruit betalingen doen aan een aantal gedupeerden; na drie jaar zou hij verantwoording afleggen en het restant aan de stichting uitkeren.
Maar drie jaar later bleef het angstwekkend stil. Een bestuurder van de stichting klaagde bij de deken. Die deed onderzoek en verzekerde de klager dat mr. X ‘richting hem’ aannemelijk had gemaakt dat het geld bij de gedupeerden terecht was gekomen. Daar moest klager het mee doen – mr. X beriep zich op de geheimhoudingsplicht.
De bestuurder zette de klacht door, maar ving in 2011 bot bij de raad van discpline Arnhem-Leeuwarden. Het Hof van Discipline verklaarde de klacht wel gegrond. Het hof vond een berisping genoeg, omdat mr. X ter zitting had beloofd mee te zullen gaan naar een door klager uitgekozen accountant.
Maar mr. X deed dat niet. Dus klaagde klager nog een keer. Mr. X stuurde vervolgens een A4-tje met enkele posten, opgesteld door zijn eigen accountant.
Voor het zich niet aan de afspraak houden kreeg mr. X van de raad van discipline een schorsing van vier maanden, waarvan twee voorwaardelijk. Mr. X ging in appel, maar daar zal hij spijt van hebben.
Het hof van discipline deed op 11 december 2017 een tussenuitspraak. Daaruit blijkt dat mr. X maar bleef duiken. Het hof gaf de deken opdracht (opnieuw) te onderzoeken wat er nou met die twee ton was gebeurd.
Op 20 augustus 2018 volgde de einduitspraak. Uit onderzoek van de Unit Financieel Toezicht Advocatuur was gebleken dat mr. X een deel van zijn honorarium van de rekening had gehaald. Dat honorarium bedroeg in totaal meer dan drie ton, zonder dat duidelijk was waarop dat enorme bedrag was gebaseerd. Ook had mr. X € 55.000 van de rekening geleend, zonder toestemming en met een onjuiste verantwoording in de boeken. Verder had mr. X zichzelf als mede-bestuurder van de stichting € 21.000 bestuursvergoeding toegekend, volgens de deken uitzonderlijk hoog.
Het is een beetje gekke zaak. Hoe kan het dat de deken in eerste instantie de uitleg van mr. X bevredigend vond? Was het handig van het hof om in de eerste zaak uitspraak te doen voordat mr. X zijn belofte om mee te gaan naar die accountant was nagekomen?
Waarom kwam pas in de allerlaatste uitspraak naar voren dat mr. X zich ten onrechte verschool achter de geheimhoudingsplicht?
Het was aan de standvastigheid van klager te danken, zegt het hof, dat uiteindelijk was komen vast te staan dat mr. X buitensporig had gedeclareerd, had gehandeld zonder adequate opdrachtbevestigingen, wanbeheer/malversaties had gepleegd met hem toevertrouwde cliëntengelden en niet naar behoren rekening en verantwoording had afgelegd. Ernstig genoeg voor een schrapping, en dat werd het dus ook.