De eerste klacht kwam in 2017 bij de deken binnen. Mr. X kreeg daarin het verwijt dat hij in 2011 een e-mail met ‘persoonlijk/vertrouwelijk’ erboven had doorgestuurd naar het Openbaar Ministerie. Mr. X probeerde de deken te overtuigen dat de klager te laat was met zijn verwijt. Klagers partner, zo stelde hij, werkte indertijd bij het OM. Dus misschien wist klager al die jaren al van die correspondentie af. Er was later een Wob-verzoek ingediend, maar dat was dan om de informatie te ‘witten’.
De partner bij het OM was not amused en vroeg mr. X de impiciete beschuldiging met feiten te onderbouwen. Mr. X antwoordde dat hij niet had willen beweren dat zij informatie had doorgespeeld aan haar geliefde. Aan de deken schreef hij over zijn beschuldiging: ‘Deze passage is hoogst ongelukkig. Ik deed er fout aan deze passage te schrijven. De levenspartner van klager heeft zich gestoord aan deze passage en ik heb daar nu alle begrip voor. Ik bied haar bij dezen mijn excuses aan.’ Hij stuurde een aangepaste versie van zijn eerdere brief mee, zonder de verdachtmaking. Maar daarmee kon hij een tweede tuchtzaak niet meer voorkomen.
De Amsterdamse raad van discipline wijst in de uitspraak in deze tweede zaak nog maar eens op Gedragsregels 30 en 31 (oud): geen feiten poneren waarvan je weet of hoort te weten dat ze onjuist zijn, en niet onnodig grieven. De beschuldiging die mr. X had geuit was niet onderbouwd, overbodig (waarom, dat legt de tuchtrechter niet uit) en dus onnodig grievend. De klacht was dan ook gegrond. Een maatregel vond de tuchtrechter niet nodig omdat mr. X excuses had gemaakt en de gevolgen van zijn fout ‘ongedaan gemaakt’ had, door met een geschoonde brief te zorgen dat de aantijging uit het klachtdossier verdween.
Appel staat nog open.
Zou mr. X er ook zo’n complottheorie in hebben gegooid als de zaak niet over hemzelf was gegaan, maar over een cliënt? Of zou hij dan tegen zijn cliënt hebben gezegd: nu draaft u een beetje door? Deskundigen zeggen vaak: als er een klacht komt, schakel dan iemand in om je op dat moeizame pad te begeleiden.
