Informanten van de rechter, de zogenoemde ‘amicus curiae’ dachten mee in drie bestuursrechtelijke procedures van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het experiment loopt sinds vorig jaar. Deze week publiceerde de Afdeling het evaluatieonderzoek van dit project.
Door de deelname van de ‘amicus curiae’, hebben anderen dan partijen die direct bij een bepaalde zaak betrokken zijn, de mogelijkheid gekregen te reageren op vragen van de Afdeling bestuursrechtspraak. De Afdeling heeft vervolgens laten onderzoeken of de inzet van de informanten van de rechter een nuttige bijdrage leveren aan de rechtsontwikkeling van het bestuursrecht.
Rechtsvormende taak
De inzet van de amicus curiae ter ondersteuning van de rechter vertoont een overwegend positief beeld, is een van de conclusies van de onderzoekers van het rapport.
De onderzoekers menen dan ook dat het experiment met de ‘meedenker’ een vervolg verdient. In de Awb dient volgens hen bovendien een bepaling te worden opgenomen waarin de hoogste bestuursrechters (de Afdeling, de CRvB en het CBb) de bevoegdheid wordt toegekend om de amicus curiae in te zetten.
Op basis van de evaluatie beslist de Afdeling de ‘meedenkers’ van de rechter al dan niet vaker in te zetten. De Afdeling doet dat in samenspraak met de andere hoogste bestuursrechters in het land: de Hoge Raad, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Onderzoekers die het onafhankelijk wetenschappelijk evaluatierapport maakten zijn Jurgen de Poorter, Louise van Heusden en Christian de Lange. De Poorter is hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Tilburg University. Van Heusden is daar promovenda/onderzoekster en verbonden aan de kennisunit van de Afdeling bestuursrechtspraak. Christian de Lange is eveneens onderzoeker aan de Tilburg University en werkt bij de directie Wetgeving en Juridische Zaken van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.