Strafrechtadvocaat Willem Jebbink diende in oktober een wrakingsverzoek in tegen de gehele strafkamer van de Hoge Raad. Volgens hem mogen bij geheime beraadslagingen in de raadkamer alleen die raadsheren aanwezig zijn die de zaak behandelen en hierover beslissen. In de praktijk blijkt dat echter niet het geval. Dat is in strijd met de Grondwet en internationale verdagen, stelde Jebbink. Volgens hem is er dan geen sprake meer van een onafhankelijk en onpartijdig gerecht én is onduidelijk wie aan de beraadslaging meedoet.

Silvis adviseert het hoogste rechtscollege om het wrakingsverzoek van Jebbink te verwerpen. Hij stelt in zijn conclusie dat strafzaken in cassatie worden behandeld én beslist door een zetel van drie of vijf raadsheren, zoals de wet dat voorschrijft. De aanwezigheid van andere raadsheren en hun eventuele inbreng bij de beraadslaging in raadkamer maakt dit niet anders. De wet geeft volgens Silvis ook geen beperking van de aanwezigheid van de andere leden van de kamer in de raadkamer.

Lenigheid

Volgens Jebbink getuigt de benadering van de procureur-generaal van acrobatische lenigheid. ‘Deze benadering is dusdanig opmerkelijk, dat deze voor de burger,
in ieder geval voor verzoekster, niet is te volgen,’ aldus Jebbink in een reactie.

Opvallend is volgens Jebbink dat de conclusie het centrale punt van het wrakingsverzoek, het principe ‘established by law’, omzeilt. ‘Wat betreft de bespreking van onder meer de arresten Borgers en Kress van het EHRM accentueert de procureur-generaal stelselmatig de verschillen met verzoeksters casus. Het EHRM viel echter reeds in de zaak Borgers over de niet-neutraliteit van een in raadkamer aanwezige adviseur, terwijl de procureur-generaal de aanwezigheid in raadkamer van een reservist als ‘niet altijd neutraal’ kwalificeert.

Uitspraak

De wrakingskamer van de Hoge Raad heeft tijdens de openbare hoorzitting van 29 oktober aangekondigd zo mogelijk dit jaar nog uitspraak te zullen doen.

Eerder, in 2017, diende emeritus hoogleraar Ullie Jesserun d’Oliveira een strafklacht in tegen de leden van de Hoge Raad, omdat volgens hem het geheim van de raadkamer werd geschonden door anderen mee te laten praten. Het Openbaar Ministerie seponeerde die zaak.

Advertentie