Dagblad Trouw plaatste in oktober 2017 een open brief van Brandt Corstius. Daarin schreef hij dat hij jaren eerder tijdens zijn werk was gedrogeerd en gedwongen tot seks. De naam van de betrokkene werd in het artikel niet genoemd, maar Gijs van Dam maakte zichzelf later bekend als degene die Brandt Corstius moest hebben bedoeld.
Mr. X had in 2011 tot 2016 verschillende zaken gedaan voor Van Dam, en ze spraken ook wel eens af om zakelijk en privé bij te kletsen. Maar in deze kwestie koos Van Dam een andere advocaat.
Mr. X kreeg wél een verzoek om bijstand van twee tv-producenten die door Van Dam werden aangesproken vanwege berichten die ze over de kwestie op hun site hadden geplaatst. De advocaat van Van Dam hoorde op 20 december dat mr. X de tv-producenten vertegenwoordigde. Op 17 januari 2018 schreef ze, in het kader van ander geharrewar, aan mr. X dat het erop leek dat zijn optreden op gespannen voet stond met de gedragsregels (tegenstrijdige belangen) – hoe keek mr. X daar zelf tegenaan? Mr. X zag geen probleem.
Nog diezelfde dag diende Van Dam bij de deken een klacht in tegen mr. X. Op 26 januari adviseerde de deken mr. X de zaak aan een ander over te dragen. Mr. X deed een poging de deken tot ander inzicht in te brengen, maar die bleef bij zijn standpunt, liet hij op 31 januari weten. Die dag trok mr. X zich terug.
Volgens Van Dam had mr. X zich meteen moeten terugtrekken toen hij besefte dat de wederpartij de man was voor wie hij meer dan vijf jaar lang was opgetreden, en met wie hij ook privé afsprak. Maar de tuchtrechter oordeelde anders.
Hoofdregel volgens de Gedragregels 1992 is dat je als advocaat niet optreedt tegen een (voormalige) cliënt. Het mag wél als, kort gezegd, het gaat om een andere zaak, je niet over vertrouwelijke informatie beschikt die je tegen je ex-cliënt kunt gebruiken en jou verder ook geen redelijke bezwaren van je ex-cliënt bekend zijn. In alle andere gevallen moet je je oud-cliënt eerst om toestemming vragen als je tegen hem wil optreden. En o ja, bij twijfel moet je ervan afzien.
Het ging hier niet om dezelfde zaak, en Van Dam had volgens de tuchtrechter onvoldoende concreet onderbouwd dat mr. X dingen wist die hij tegen hem zou kunnen gebruiken in het conflict met de tv-producenten. Het oordeel van de tuchtrechter spitst zich toe op de vraag of mr. X wist van redelijke bezwaren bij zijn cliënt. Juist in een gevoelige zaak als deze kan van redelijke bezwaren aan de zijde van de (voormalige) cliënt eerder sprake zijn, aldus de tuchtrechter. Zo ook hier. Mr. X had, nadat de bezwaren van Van Dam hem ‘in volle omvang bekend’ waren, de behandeling van de zaak neergelegd. Dat was in dit geval voldoende tijdig, volgens de tuchtrechter – klacht ongegrond.
Mr. X kreeg dus tuchtrechtelijk gelijk, maar zou hij zich nog afvragen of het menselijk gezien acceptabel, én zakelijk gezien handig was om bij een cliënt die duidelijk in een rampsituatie zit plotseling aan gene zijde op te duiken?
Beroep staat nog open.