Mr. X erkende dat hij had verzuimd een formulier ‘verrekenen en verdelen’ bij de rechtbank in te dienen en bepaalde door zijn cliënte aangevoerde argumenten in de procedure in te brengen. Hij had niet altijd (adequaat) gereageerd op correspondentie van zijn cliënte. En toen de cliënte het vertrouwen in hem had opgezegd, had hij had ten onrechte toch nog een brief die hij van het omgangshuis ontving aan de wederpartij doorgestuurd.
De tuchtrechter laat er de ‘volle toets’ op los die tegenwoordig bij klachten over de kwaliteit van de dienstverlening geldt: de advocaat heeft vrijheid bij de keuzes waarvoor hij komt te staan bij de behandeling van de zaak, maar wordt daarin beperkt door de eisen die aan hem als opdrachtnemer mogen worden gesteld. Hij moet voldoen aan de professionele standaard, en die veronderstelt dat hij handelt met de zorgvuldigheid die van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht.
Het zal voor mr. X niet als een verrassing zijn gekomen dat de Haagse tuchtrechter oordeelde dat hij aan die eis niet had voldaan. Maar de opgelegde maatregel was waarschijnlijk wel schrikken: zestien weken schorsing, waarvan acht voorwaardelijk.
Bij de motivering van die maatregel overweegt de tuchtrechter dat ter zitting was gebleken dat de praktijk van mr. X hem boven het hoofd groeide. Hij had verteld dat hij minder zaken wilde gaan behandelen. In verband met zijn leeftijd (die er helaas niet bijstaat) had hij een plan gemaakt om te stoppen. Hij zou zichzelf goed in gaten houden. Dit nam niet weg, aldus de raad, dat men zich zorgen maakte over de praktijk van mr. X.
Acht weken ertussen uit, dat is een hap uit je inkomen en een aanslag op die dus toch al met zorgen omgeven praktijk. Hoopt de raad stiekem dat dit voor mr. X het laatste zetje richting uitgang is?
Appel staat nog open.