Volgens de deken is duidelijk dat de advocaat zijn praktijk niet naar behoren kan uitoefenen. Reden voor de deken om over te gaan tot zogeheten 60b-verzoek (de procedure bij onbehoorlijke praktijkuitvoering).
De deken legde een waslijst aan feiten aan zijn verzoek ten grondslag. In de eerste plaats kreeg de deken op 1 mei 2018 een signaal uit vertrouwelijke bron dat de advocaat niet bereikbaar zou zijn voor cliënten en ook niet verscheen op afspraken. Uitnodigingen voor een afspraak op het bureau stelde de advocaat steeds uit. Uiteindelijk heeft de advocaat bij een kantoorbezoek van de deken toegegeven dat er privéproblemen spelen.
Ondertussen ontving de deken ook signalen van betalingsproblemen, een cocaïneverslaving en veelvuldige afwezigheid op kantoor. De advocaat zegde toe zijn dossiers over te dragen aan een waarnemer, maar deed dat uiteindelijk niet. In november ontving de deken bovendien een brief van de hoofdofficier van justitie: de advocaat was aangehouden op verdenking van bedreiging en stalking. Bij de rechter-commissaris had de advocaat daarnaast toegegeven dat er sprake is van cocaïnegebruik.
Dit alles leidt onvermijdelijk tot het opleggen van de maatregel waar de deken om verzoekt, meent de raad. De advocaat heeft de stelling van de deken dat hij niet bij machte is de praktijk uit te oefenen ook niet weersproken. Wel had hij nog om aanhouding verzocht, maar de spoedeisendheid die de deken aan zijn verzoek ten grondslag legde stond daar aan in de weg, wat de raad betreft. De advocaat is per onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd geschorst.