De strafbeschikking heeft een blijvende plek veroverd in het Nederlandse sanctiebestel, schrijft minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid aan de Tweede Kamer.
De bewindsman komt tot de conclusie op grond van een evaluatie van de Wet OM-afdoening. Volgens Grapperhaus is de strafbeschikking die sinds 2008 door het OM uitgevaardigd een adequate manier om een sanctie op te leggen. Ten opzichte van een transactie is de strafbeschikking als buitengerechtelijke procedure voor verdachten juridisch beter geregeld, meent hij.
Rechtsstatelijk
Volgens de minister zal de invoering van de strafbeschikking worden voortgezet en verbeterd. In 2021 moet dat proces zijn afgerond.
De OM-afdoening stuit op kritiek van met name advocaten en rechters. Zij stellen onder meer dat de buitengerechtelijke afhandeling in strijd is met rechtsstatelijke waarden.
NRC meldde onlangs op basis van eigen onderzoek dat het OM de afgelopen jaren duizenden mensen onterecht heeft bestraft met een strafbeschikking. Grapperhaus weerspreekt die conclusie, eveneens in een brief aan de Kamer.
NOvA
De NOvA is het niet eens met het oordeel dat de strafbeschikking een blijvertje is. ‘Of de OM-strafbeschikking weg te denken is uit ons bestel hangt af van het denkraam dat men hanteert. Vanuit het oogpunt van rechtsbescherming valt er veel voor te zeggen afscheid te nemen van dit instrument’, laat een woordvoerder weten.