Al meer dan een eeuw komen landen naar het Haagse Vredespaleis om op beschaafde wijze hun soms wereldschokkende burenruzies uit te praten. Sinds de jaren negentig is ‘The Hague’ ook een schrikbeeld voor dictators en krijgsheren, die er terechtstaan voor misdrijven tegen de mensheid.
‘De inzet van zo’n internationaal geschil is enorm groot,’ zegt Phon van den Biesen: ‘Oorlog. Kernwapens. Aanspraken op stukken land of zee. Dat maakt dit werk zo interessant en bevredigend.’ Hij krijgt vaak vragen van collega’s of studenten. Hoe is hij zover gekomen? Wat zijn de verschillen met ons eigen rechtsstelsel? ‘Het werkt allemaal wat anders dan in het Nederlandse recht,’ zegt Caroline Buisman, die ook ruim internationale ervaring heeft: ‘Wat mij betreft kunnen we er hier nog wat van opsteken.’
Het is een select gezelschap. Eén advocaat treedt regelmatig op bij het Internationaal Gerechtshof, het ICJ. Vijf tot tien Nederlandse advocaten staan verdachten bij voor het Internationaal Strafhof of een internationaal tribunaal. En dan is er nog een raadsman die soms betrokken is bij het permanente Hof van Arbitrage (ook in het Vredespaleis). Dat is het wel zo’n beetje. De internationale rechtspraak blijkt in Nederland paradoxaal genoeg een klein wereldje. Je moet er mensen kennen.
‘Ik ben er via een omweg ingerold,’ vertelt Van den Biesen (1952) op zijn kantoor aan de Amsterdamse Herengracht. Eind jaren tachtig procedeerde hij namens een groep van twintigduizend activisten tegen plaatsing van kruisraketten in Nederland. Hij hielp een internationale club oprichten van juristen tegen kernwapens en werd een paar jaar later door een van de leden gevraagd om te helpen bij een zaak voor het Internationaal Gerechtshof. Een kort geding van Bosnië tegen Servië. Het was 1993, de oorlog was nog maar net begonnen. ‘Ik wilde graag helpen, desnoods als krullenjongen of tassendrager,’ lacht Van den Biesen: ‘We wonnen ook nog. Servië werd veroordeeld. We waren heel blij. Het leek een mijlpaal.’
Bodemprocedure
Maar de oorlog ging door. Het ergste moest nog komen. VN-ambassadeur voor Bosnië Mohammed Sacirbey vroeg Van den Biesen om Deputy Agent te worden in de bodemprocedure. ‘Dit soort internationale rechtszaken doe je met een team van minimaal vijf, zes juristen, vaak hoogleraren. En daarnaast nog een aantal researchers,’ legt Van den Biesen uit: ‘Ik mocht ze bij elkaar gaan zoeken en aansturen. Een enorme eer en heel uitdagend om met die experts op gelijk niveau te overleggen.’ Het werd met veertien jaar de langstlopende, en waarschijnlijk ook meest beladen zaak uit de geschiedenis van het ICJ.
Zijn de feiten in dit soort zaken vaak goed gedocumenteerd, bewijs van intellectueel daderschap ligt veel moeilijker. In hoeverre zijn politieke en militaire leiders verantwoordelijk voor excessen op het slagveld?
Op die uiteindelijk politieke vraag strandde ook de slepende zaak van Bosnië tegen Servië. De oorlog was al jaren afgelopen en Milošević was zelfs al overleden in zijn Scheveningse cel. Toch oordeelde het ICJ dat Belgrado niet medeplichtig was aan genocide. ‘Dat was een grote teleurstelling,’ zegt Van den Biesen: ‘Het Hof volgde ons in de meeste punten, maar trok niet onze conclusie. Het Hof oordeelde wel dat Servië zijn verplichting om genocide te voorkomen niet had nageleefd en Karadzic en Mladic toen nog niet had uitgeleverd. Maar niet de hoofdprijs waar we op koersten.’
Nog tijdens de Bosnisch-Servische zaak werd Van den Biesen benaderd voor andere geschillen. Hij stond het Afrikaanse Djibouti bij in een proces tegen Frankrijk. Hij was betrokken bij een Advisory Opinion van het Hof over kernwapens. Daarna procedeerde hij namens de Marshalleilanden om de jurisprudentie over het gebruik van kernwapens nog wat scherper te krijgen. ‘Dat land ondervindt nog altijd de gevolgen van atoomproeven,’ zegt Van den Biesen: ‘Helaas werd die zaak door het Hof – in een in vakkringen behoorlijk omstreden uitspraak – niet-ontvankelijk verklaard. Nu, vier jaar later, staat proliferatie van kernwapens weer helemaal op de agenda.’
Procederen in het deftige Vredespaleis gaat er anders aan toe dan voor de Nederlandse rechter, ondervond Van den Biesen. Stukken moesten in 125-voud worden aangeleverd, op een speciaal formaat papier. Iedereen moet pleiten in het juridische of wetenschappelijke tenue van zijn eigen land. Dus zie je allerlei verschillende toga’s, pruiken en professorale hoeden voorbijkomen.
Over alle proceshandelingen en termijnen wordt onderhandeld, want alles moet met instemming van beide partijen. Interpellaties komen niet voor. ‘Heel soms stelt een van de vijftien rechters tijdens de zitting een vraag,’ zegt Van den Biesen: ‘Dan krijg je diezelfde vraag ’s avonds op papier bezorgd met het verzoek om binnen een week schriftelijk te antwoorden. Ze willen voorkomen dat een advocaat spontaan antwoord geeft en later vanuit de hoofdstad wordt teruggefloten.’
Srebrenica
Een paar kilometer van het monumentale Vredespaleis verrijzen de speelse schaakbordgevels van het Internationaal Strafhof (ICC) uit de Scheveningse duinen. Caroline Buisman (1970) van het recent opgerichte Amsterdamse kantoor BijzonderStrafrecht Advocatuur, is als een van de weinige Nederlandse advocaten nauw verbonden aan het strafhof. Ze zit zelfs in het bestuur van de ICC Bar Association en verdedigde verdachten uit Congo, Rwanda, Kosovo, Kenia en Sierra Leone. ‘Ik wilde altijd al iets internationaals,’ vertelt ze: ‘Maar ik heb ook veel geluk gehad.’
Na haar studie in Leiden liep ze in 1999 stage bij de openbaar aanklager van het Joegoslaviëtribunaal. ‘Mijn zaak ging over een kleine vis waar eigenlijk weinig bewijs tegen was,’ herinnert Buisman zich: ‘Een praatjesmaker met een onervaren Kroatische advocaat. In zo’n typisch Angelsaksisch kruisverhoor werd de man helemaal klemgezet. Er was ook een psychopaat die zich sir Adolf noemde. Hij was duidelijk verminderd toerekeningsvatbaar, maar kreeg toch veertig jaar. Als stagiair volgde ik de zittingen vanaf de publieke tribune, tussen de familie van de verdachten. Er werd veel gehuild. Ik zag een Kroaat die onder dwang mannen had geëxecuteerd in Srebrenica. Hij was gefolterd, een gebroken man. Ik vond dat heftig. Daar is de advocaat in mij opgestaan.’
Een paar jaar later kon ze aan de slag bij de verdediging van het Rwandatribunaal. Vierenhalf jaar werkte ze in Arusha, Tanzania in het defense team van een Hutu generaal. ‘Destijds kreeg ik vaak verwijten,’ zegt ze: ‘Hoe kun je verdachten van genocide bijstaan? Mijn drijfveer is het menselijke aspect, juist in zo’n zwaarbeladen zaak. Hoe heeft het zover kunnen komen en wie is nu precies verantwoordelijk? Dat ligt vaak veel ingewikkelder dan regeringen en ngo’s willen doen geloven. Het leed van de slachtoffers is vreselijk, maar ze zijn lang niet allemaal uit op wraak.’
Vanuit Nederland staat ze Victoire Ingabire bij, de Hutu vluchtelinge die terugkeerde als presidentskandidaat, jaren vastzat in Rwanda en onlangs is vrijgelaten. Is ze niet bang partij te kiezen in een ingewikkeld en gruwelijk conflict? ‘Ik verdedig ook Tutsi’s,’ zegt ze: ‘Ik doe niets af aan de genocide. Maar ik spreek me wel uit tegen het huidige regime in Rwanda.’
‘Ik kies altijd bewust partij,’ zegt Van den Biesen: ‘Ik wil graag een publiek belang verdedigen, tegen kernwapens en destijds tegen de agressor Servië. In zo’n zaak met honderdduizend doden, tienduizenden verkrachtingen en miljoenen ontheemden ga je niet collegiaal handen schudden met de tegenpartij op de gang van het Vredespaleis. De Serviërs verweten de Bosniërs ook allerlei oorlogsmisdaden. Ze hadden de gewoonte om op zitting weerzinwekkende foto’s te presenteren van verminkte lijken. Daar waren wij veel terughoudender in. Oorlog levert geen mooie plaatjes op. Maar ik heb nooit spijt gehad van mijn stellingname.’
Charles Taylor
De afgelopen jaren verdedigde Buisman rebellen uit Congo en Kosovo, maar ook het voormalig staatshoofd van Liberia. ‘Charles Taylor zag ik twee keer per week in de gevangenis van Scheveningen,’ vertelt ze: ‘Dan noemde ik hem wel mister President, ja. Maar naar mij was hij een charmante, vriendelijke man. De sfeer in die gevangenis is ook verrassend amicaal. De Afrikanen voetballen tegen de Joegoslaven. Gezworen vijanden zie je opeens verbroederen.’
Wat haar opviel, was dat de tribunalen allemaal een Angelsaksische inslag hadden. De tegenstelling werd nog versterkt door institutioneel wantrouwen. In de gebouwen van het Joegoslaviëtribunaal werden advocaten zo veel mogelijk geweerd. ‘Op alle deuren zaten stickers: Verboden voor rodekaarthouders, advocaten dus,’ lacht Buisman: ‘We mochten zelfs de kantine en de bibliotheek niet in.’
Het wantrouwen is nu minder. De Bar Association praat tegenwoordig zelfs mee over het beleid van het ICC. ‘We hebben hard moeten werken om meer inspraak te krijgen,’ zegt Buisman. De procesregels van het ICC voelen wat meer continentaal. ‘Maar vergeleken met het Nederlandse systeem blijft het een tweepartijenstelsel, waar je als verdediging een eigen zaak moet opbouwen,’ analyseert Buisman: ‘En dat is goed. Er is geld om eigen onderzoek te doen, tijd voor getuigen op zitting. Het maakt het werk van advocaat niet alleen interessanter maar ook beter.’
Van den Biesen noemt het werken in een internationaal team verfrissend. ‘Om een langere periode samen aan een zaak te werken, geeft veel voldoening,’ zegt hij: ‘Samen ideeën verzamelen voor een pleidooi, research laten doen, nieuwe juridische wegen verkennen. Het internationale recht is ook nog zo in ontwikkeling.’
Vetpot
Financieel is het geen vetpot. ‘Er is een klein groepje hoogleraren dat bij het ICJ veel voor het hekje staat,’ zegt Van den Biesen: ‘Maar ik kan er mijn Nederlandse praktijk niet voor opgeven. De Marshalleilanden-zaak was een drama. Er is een soort toevoegingsregeling voor kleine, arme landen, maar dat werkt pas als je de preliminaire fase door bent. We hebben dus drie jaar pro bono gewerkt. Maar het ging over kernwapens, dus dan moet het maar.’
En had Charles Taylor – veroordeeld voor een burgeroorlog om bloeddiamanten – diepe zakken? ‘Dat weet ik niet,’ glimlacht Buisman: ‘Dat is in ieder geval nooit aangetoond. Ik word meestal betaald uit een rechtsbijstandsfonds. Over geld wordt altijd geklaagd, maar het betaalt beter dan de Nederlandse toevoegingszaken. Soms krijg je een lumpsum, soms een vast maandbedrag. De zaken lopen gemiddeld natuurlijk veel langer en er is budget voor veldonderzoek.’
Tips voor studenten of collega’s vindt ze moeilijk. Laat je gezicht zien op lezingen en bijeenkomsten in Den Haag. Bouw een netwerk op. Doe een Angelsaksische master (LLM) erbij. Schrijf een proefschrift. ‘Ik heb geluk gehad dat het nog niet potdicht zat. Nu zijn er minder zaken en meer mensen die gespecialiseerd zijn.’
‘In principe moet je gepromoveerd zijn, liefst ook met een leerstoel,’ adviseert Van den Biesen: ‘Internationale collega’s hebben vaak geprobeerd mij bij een nieuwe zaak te betrekken. Maar zo’n land accepteert alleen academische hotshots. Verder staan hun eigen hoogleraren allemaal te dringen.’
Daar komt bij dat de internationale rechtsorde, na twee decennia bloei, nu van verschillende kanten politieke tegenwind heeft. Bij het ICC stagneert het aantal nieuwe zaken. Er lopen wel internationale onderzoeken in bijvoorbeeld Syrië, Afghanistan en Irak. Zo nu en dan laait de kritiek op het Strafhof weer op, zoals na de recente vrijspraak in hoger beroep voor de Congolese krijgsheer Jean-Pierre Bemba. ‘Het ICC is nog geen succesverhaal,’ erkent Buisman: ‘Het heeft een moeilijke start gehad. Ik heb meer vertrouwen in de nieuwe aanklager, maar het blijft lastig schipperen tussen rechtvaardigheid en politieke realiteit.’
Het Internationaal Gerechtshof kampt met hetzelfde dilemma. Phon van der Biesen: ‘Als ik somber ben, denk ik: het ICJ is vooral goed in grensdisputen. De permanente leden van de Veiligheidsraad hebben altijd een rechter in het ICJ en de rechters volgen in de praktijk bijna altijd de lijn van hun hoofdstad. Aan de andere kant is het verstandig dat ze niet alleen bepalen wat het recht is, maar ook een uitspraak doen die ten uitvoer kan worden gelegd.’