Mr. X sloot in 2017 een deal met een cliënte, een concern in financiële problemen: hij bleef voor ze werken tegen een fee van een ton per jaar, maar zou geduld opbrengen wat betreft de betaling als ze beloofden hem op eerste verzoek een aantal roerende en onroerende zaken over te dragen.
Zo’n overdracht volgde, in mei 2018: mr. X kocht voor € 250.000 bouwgrond van de cliënte. De koopprijs werd in mindering gebracht op zijn declaratie, die intussen was opgelopen tot ruim 3,5 ton. De praktijk-BV van mr. X verkocht de grond door aan zijn beheer-BV.
Eind 2018 kreeg de deken een signaal dat mr. X betrokken was bij fraude, paulianeus handelen en/of ongebruikelijke transacties in de zin van de Wwft. De tipgever wilde niet dat de deken meer over die melding zou verklaren. Eigen onderzoek van de deken wees uit dat delen van het concern op omvallen stonden en dat de grond voor veel meer te koop stond dan mr. X ervoor had betaald. Over de bedongen zekerheden had mr. X nooit met de deken overlegd.
Onmiddellijk ingrijpen
Volgens de deken had het er alle schijn van dat mr. X betrokken was bij fraude en Wwft-zonden. Belangenverstrengeling, gebrek aan onafhankelijkheid, bovenmatig declareren – volgens de deken was onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk. Een schorsing voor onbepaalde tijd op grond van artikel 60ab, subsidiair 60b Advocatenwet moest ruimte bieden voor het nodige onderzoek door een speciale onderzoeker en de unit Financieel Toezicht Advocatuur (FTA). Meer subsidiair vroeg hij om alleen onderzoek op grond van artikel 60c.
Mr. X erkende dat hij de deken niet had geraadpleegd over die grond-deal, maar betwistte dat de grond te koop stond en meer waard was dan hij ervoor had betaald. Hij zag geen enkele reden voor een schorsing, die voor hem als eenpitter al snel het einde zou betekenen. Hij was wel bereid aan een onderzoek mee te werken.
De raad van discipline Arnhem-Leeuwarden begrijpt dat de deken de inhoud van het signaal en de bron wil beschermen, maar ja: verweerder en de raad weten daardoor niet waar de vermoede misstanden concreet op berusten. Hoe moet de raad de zwaarte van die informatie dan afwegen tegen de belangen van mr. X? Het was niet duidelijk waarom een onderzoek zonder schorsing niet afdoende zou zijn. De schorsing wordt afgewezen. Een 60c-onderzoek vindt de raad wel in de rede liggen, maar zo’n verzoek moet je aan de voorzitter van de raad richten. Daarvoor is men zo vriendelijk een separate zaak te openen, met dito beslissing. Hoger beroep respectievelijk verzet staat nog open.
Niet leuk voor de deken natuurlijk, die afwijzing. Maar zo’n contraire beslissing biedt wel de geruststelling dat toezichthouder en tuchtrechter toch echt ieder hun eigen koers varen – zoals het in een rechtsstaat hoort.