Deal or no deal?

Ondanks bijna twee jaar van intensieve onder­handelingen zijn de EU en het VK er nog niet in geslaagd een definitieve overeenkomst te sluiten over de voorwaarden waaronder het VK de EU zal verlaten. Op 14 november 2018 hebben de onderhandelaars van de EU en het VK overeenstemming bereikt over een ontwerp-terugtrekkingsakkoord. Het Britse parlement heeft dat akkoord op 15 januari 2019 echter verworpen. Als de EU en het VK niet uiterlijk op 29 maart 2019 alsnog definitieve overeenstemming bereiken over een terugtrekkingsovereenkomst, en als zij ook niet besluiten om de Brexit uit te stellen, verlaat het VK de EU zonder dat hierover nadere afspraken zijn gemaakt (het zogenoemde “no deal-scenario” of de “harde Brexit”).

Recht op verblijf en arbeid

De belangrijkste en meest ingrijpende gevolgen van de Brexit voor werkgevers en werknemers lijken te liggen op het terrein van het migratierecht. In Nederland wonen momenteel ongeveer 45.000 Britten (met hun familieleden). Van hen zijn ongeveer 20.000 als werknemer actief op de Nederlandse arbeidsmarkt.

Het ontwerp-terugtrekkingsakkoord

Het ontwerp-terugtrekkingsakkoord voorziet in een transitieperiode tot 1 januari 2021. Gedurende deze periode blijft het Unierecht normaal van toepassing. Britse burgers (en hun familieleden) behouden daardoor het recht in EU-landen te verblijven en te werken en voor EU-burgers in het VK geldt hetzelfde. Op grond van het akkoord kunnen burgers na afloop van de transitieperiode in het gastland verblijf aanvragen op basis van de oude (EU-)voorwaarden, waardoor zij ook na de transitieperiode in het gastland kunnen blijven wonen en werken. Verder is in het akkoord opgenomen dat burgers na vijf jaar ononderbroken verblijf in het gastland een duurzaam verblijfsrecht kunnen verkrijgen. De regeling in het ontwerp-terugtrekkingsakkoord maakt geen onderscheid tussen burgers die al voor de Brexit in het gastland verbleven en burgers die in de transitieperiode (dus tussen 29 maart 2019 en 1 januari 2021) in het gastland zijn aangekomen. Het akkoord bevat ook een regeling voor grensarbeiders, dat wil zeggen werknemers die werken in een ander land dan hun woonland. Voor Britse grensarbeiders geldt dat zij na afloop van de transitieperiode onder voorwaarden in EU-landen kunnen blijven werken en voor EU-burgers die in het VK werken geldt hetzelfde.

No deal-scenario

In het no deal-scenario kunnen Britten (en hun familieleden) hun verblijfsstatus vanaf 30 maart 2019 niet meer ontlenen aan het EU-burgerschap. Zij kunnen na de Brexit immers geen gebruik meer maken van het vrij verkeer van personen in de EU. Daarnaast verliezen ze hun vrije toegang tot de Europese arbeidsmarkt. Om de gevolgen hiervan voor Nederland en de hier verblijvende Britten op te vangen heeft het kabinet een overgangsregeling aangekondigd die bij een no deal-scenario in werking treedt. De overgangsregeling loopt van 29 maart 2019 tot 1 juli 2020. Tijdens deze periode behouden Britten (en hun familieleden) die voor de Brexit rechtmatig in Nederland verbleven hun rechten op verblijf, studie en werk. Alle Britten (en hun familieleden) die in Nederland wonen krijgen voor 29 maart 2019 een tijdelijke verblijfsvergunning in de vorm van een brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Het is daarom raadzaam voor Britten in Nederland ervoor te zorgen dat zij juist staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) om daarmee te kunnen aantonen hoelang zij al in Nederland verblijven.
Verspreid over de overgangsperiode (maar uiterlijk op 31 maart 2020) ontvangen Britten en hun familieleden vervolgens een uitnodigingsbrief van de IND om een aanvraag voor een definitieve verblijfsvergunning in te dienen. Britten die langer dan vijf jaar rechtmatig in Nederland verblijven, kunnen een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd verkrijgen onder dezelfde voorwaarden als EU-burgers een duurzaam verblijfsrecht kunnen verkrijgen. Britten die korter dan vijf jaar rechtmatig in Nederland verblijven, komen in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Met deze vergunningen behoudt deze groep Britten ook hun vrije toegang tot de arbeidsmarkt. Werkgevers hebben dus geen werkvergunning nodig om deze Britten in dienst te houden of te nemen. Ook worden deze Britten vrijgesteld van de inburgeringsplicht.

Britten die nog niet in Nederland verblijven en die zich na 29 maart 2019 in Nederland willen vestigen, zullen een verblijfsvergunning als derdelander moeten aanvragen. Op deze Britten zijn de normale regels voor niet EU-burgers van toepassing, met dien verstande dat zij worden vrijgesteld van het vereiste voor een Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV) waardoor ze de aanvraag voor een verblijfsvergunning in Nederland kunnen doen, net als bijvoorbeeld Amerikanen, Canadezen, Japanners en Zuid-Koreanen. Werkgevers die deze Britten in dienst willen nemen, moeten een vergunning voor verblijf en arbeid (bijvoorbeeld op grond van de kennismigrantenregeling) of een tewerkstellingsvergunning ­aanvragen.

Sociale zekerheid

Op grond van het ontwerp-terugtrekkingsakkoord blijven de Europese Verordeningen op het gebied van de sociale zekerheid tot 1 januari 2021 op het VK van toepassing. Als het akkoord er alsnog komt, verandert er tijdens deze overgangsperiode dus niets op het gebied van de sociale zekerheid. Op grond van het akkoord blijft een aantal verordeningen in bepaalde situaties ook na 1 januari 2021 van toepassing.

In het geval van een harde Brexit zijn de Europese Verordeningen op het gebied van de sociale zekerheid vanaf 30 maart 2019 niet meer op het VK van toepassing. Dat kan verstrekkende gevolgen hebben voor werkgevers en uitkeringsgerechtigden. In zijn brief van 7 januari 2019 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de Tweede Kamer bericht te zullen zorgen voor ‘een fatsoenlijke oplossing’. Per brief van 15 februari 2019 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer vervolgens geïnformeerd over een aantal voorgenomen maatregelen. Eén van die maatregelen is dat het arbeidsverleden dat werknemers vóór de Brexit in het VK hebben opgebouwd, ook daarna blijft meetellen voor de werkeneis en arbeidsverledeneis voor de WW. Het ontwerpbesluit van de Minister ligt momenteel voor advies bij de Raad van State.

Verder heeft de Tweede Kamer op 29 januari 2019 de Verzamelwet Brexit aangenomen. Deze wet geeft het kabinet de bevoegdheid op diverse terreinen, waaronder de sociale zekerheid, noodmaatregelen te treffen om de gevolgen van Brexit op te vangen. De wet biedt onder meer de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur maatregelen te treffen om onevenredig nadeel voor uitkeringsgerechtigden in Nederland en het VK te voorkomen. Ook de Europese Commissie werkt momenteel aan een noodverordening om de gevolgen van de Brexit voor de sociale zekerheid op te vangen.

Privacy

Op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) mogen persoonsgegevens slechts onder strikte voorwaarden aan organisaties buiten de EU worden doorgegeven. Dat geldt ook voor het delen van personeelsgegevens binnen een concern. In het ontwerp-terugtrekkingsakkoord is een regeling opgenomen op grond waarvan het delen van persoonsgegevens met organisaties in het VK ook na de Brexit mogelijk blijft. In het geval van een harde Brexit moet steeds worden beoordeeld of aan de voorwaarden van de AVG voor het doorgeven van informatie aan derde landen is voldaan.

Andere gevolgen

Ook op andere terreinen kan de Brexit gevolgen hebben voor werkgevers en werknemers. Ten aanzien van de fiscale gevolgen, die aanzienlijk kunnen zijn, heeft de Staatssecretaris van Financiën per brief van 4 februari 2019 aan de Tweede Kamer laten weten dat hij een overgangsregeling wil treffen voor een no deal-scenario. Deze overgangsregeling bevat ook maatregelen op het gebied van de loon- en inkomstenbelasting.

In het geval van een harde Brexit zijn met ingang van 30 maart 2019 de voor de arbeidsrechtpraktijk relevante Europese Richtlijnen, waaronder de Detacheringsrichtlijn, de Richtlijn overgang van onderneming, de Richtlijn voor het instellen van een Europese ondernemingsraad en de Pensioenrichtlijn, niet meer op het VK van toepassing.

Ten aanzien van het toepasselijke recht is in het ontwerp-terugtredingsakkoord opgenomen dat Verordening Rome I in het VK zal blijven gelden met betrekking tot overeenkomsten die zijn gesloten voor het einde van de overgangsperiode. In het geval van een no deal-scenario is het VK vanaf 30 maart 2019 niet meer aan Rome I gebonden.

Karol Hillebrandt is advocaat bij Palthe Oberman Advocaten. Lisa van den Goorbergh is juridisch medewerker bij hetzelfde kantoor.

Advertentie