De World Justice Rule of Law Index biedt – naar eigen zeggen onpartijdige – data over hoe de rule of law wordt ervaren door het algemene publiek in 126 landen, en is daarmee de meest uitgebreide index in zijn soort. Door de jaren heen zijn meer dan 400.000 huishoudens en experts geïnterviewd over hun kijk op het functioneren van de rechtsstaat en allerlei juridische instituties.
In de top vijf is al jaren geen verandering te bespeuren. Sinds 2014 staat Denemarken op 1, Noorwegen op 2, Finland op 3, Zweden op 4 en Nederland op de vijfde plaats. ‘Die plaats is waarschijnlijk terecht’, zegt Philip Langbroek, hoogleraar Rechtspleging en Rechterlijke organisatie van de Universiteit Utrecht en verbonden aan het Montaigne Centrum voor Rechtsstaat en Rechtspleging, hoewel hij ook kritiek heeft op de onderzoeksmethode.
World Justice Rule of Law Index is opgebouwd uit acht indicatoren. Een daarvan betreft weer acht fundamentele rechten: gelijke behandeling en afwezigheid van discriminatie, het recht op leven en veiligheid, rechten voor verdachten en een eerlijk proces, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, vrijheid van vereniging en vergadering, recht op privacy, en rechten voor werknemers. Andere indicatoren hebben betrekking op bestuur en rechtspraak, corruptie, hoe ‘open’ overheden zijn, criminaliteit
en rechtshandhaving, en de organisatie van het civiele recht en het strafrecht. ‘Deze bouwstenen vormen een tamelijk complete lijst,’ vindt Langbroek.
Betrouwbaarheid
Over al deze zaken zijn per land circa duizend mensen online bevraagd, 1.113 in Nederland, door YouGov, een Brits bureau dat publieke opinies
onderzoekt. Hoe dat precies is georganiseerd, vermeldt het rapport niet. Langbroek: ‘Ik kon geen gegevens vinden over de samenstelling van deze steekproef onder inwoners van Nederland, en over de wijze waarop met non-response is omgegaan.’
Daarnaast zijn er 3.800 ‘questionnaires’ afgenomen onder experts. Voor Nederland ging het om 23 deskundigen, onder wie zeventien advocaten, verbonden aan veertien advocatenkantoren, van wie tien uit Amsterdam. Daarnaast werden in Nederland enkele academici en een medewerker van een ngo bevraagd.
Langbroek: ‘Het gaat in die interviews om ervaringen en percepties. Deze toegepaste methode verschilt wel van land tot land: soms telefonische enquêtes, soms face to face. Er wordt niet veel uitleg gegeven hoe er met mogelijke bias in dictaturen is omgegaan. Zo worden voor China slechts twee herkenbare experts genoemd, voor de rest zijn het anonymous contributors, terwijl voor Wit-Rusland een zeer lange lijst met herkenbare experts is opgesomd. Er is mogelijk dus een probleem met de keuze van experts en met de betrouwbaarheid van gegeven antwoorden. Maar dat is lastig te vermijden.’
Steekproef
Op onderdelen kan er dan ook kritiek op de index worden gegeven, bijvoorbeeld wat betreft de privacy. ‘Nederland heeft veel technische mogelijkheden om mensen te volgen,’ zegt Langbroek. ‘Daarom vind ik de hoge score van Nederland voor bescherming van privacy niet aannemelijk. In de surveillancestaat ruilen we onze privacy in voor veiligheid.’
Dat zou zijn weerslag moeten hebben op de rule of law index, maar het is onduidelijk of dit is gebeurd. Ook bij een ander onderdeel zet Langbroek vraagtekens. Dat Nederland
niet zo hoog scoort op het effectief bestrijden van criminaliteit, klopt volgens hem ‘intuïtief’ wel. Maar bij het onderwerp discriminatie voelt hij wat nattigheid. ‘Discriminatie in de sfeer van de strafrechtspleging scoort relatief laag: een 7,3, terwijl afwezigheid van discriminatie een 8 scoort bij andere onderdelen. Is dat wel te rijmen? Nederlanders zeggen overwegend dat ze niet discrimineren, maar als je dat voorlegt aan immigranten krijg je iets heel anders te horen. Ik vraag me daarom af of er in de steekproef wel genoeg mensen met een immigratie-achtergrond zijn opgenomen. Dat zijn toch één miljoen mensen.’
Kritiek op een andere hoge score (voor de toegankelijkheid van civiele rechtspleging, een 8,1) heeft Langbroek ook. ‘We kennen de discussie over de gevolgen van de verhoging van de griffierechten, de rol van rechtsbijstandverzekeraars en de financiële armoede in de sociale advocatuur. Dat is natuurlijk relatief (vergeleken met bijvoorbeeld China of Georgië) maar zou het kunnen zijn dat de onderkant van de samenleving niet is bereikt in de bevolkingsenquête?’
Ook wijst Langbroek erop dat Nederland ‘enquêtemoe’ is. ‘Het is een hele toer om een representatieve steekproef te effectueren. Maar ik moet wel zeggen dat de organisatie veel moeite heeft gedaan om de uitkomsten van de enquêtes te valideren door ze te vergelijken met indices van andere organisaties.’
Niet transparant
De methode om van al deze factoren en indicatoren één eindcijfer te krijgen, is vrij gemakkelijk: alles wordt even zwaar gewogen, er wordt eenvoudigweg het gemiddelde genomen. Maar hoe wordt omgegaan met antwoorden die niet als ja/nee zijn vormgegeven, is niet uitgelegd, zegt Langbroek. ‘Ik ga er maar vanuit dat dit rekenkundig netjes is gedaan, maar het is niet helemaal transparant. De statistische validering ziet er overigens wel goed uit.’
Ondanks deze tekortkomingen denkt Langbroek dat Nederland waarschijnlijk terecht op de vijfde plaats staat. Dat was er mogelijk ook uitgekomen als de weging transparanter was geweest. ‘De cijfermatige uitkomst klopt vermoedelijk wel. De werkwijze werpt echter vragen op over de representativiteit van de verzamelde ervaringen en percepties. Je kunt in elk geval zeggen dat de ranking globaal aansluit bij de verwachtingen die we van een aantal landen hebben (China, Brazilië, Zweden, de Verenigde Staten, Zimbabwe). De hardheid van Denemarken (nummer 1 op de lijst) ten aanzien van immigranten en asielzoekers is kennelijk niet in dit onderzoek verwerkt. Dat Nederland er weer als braaf jongetje of meisje in de klas uitkomt (nummer 5), betekent niet dat we niet scherp op de handhaving van onze rechtsstatelijke waarden zouden moeten letten. De vermoedelijke bias is in de richting van te hoge scores. Dat heeft te maken met de wijze van selectie van respondenten.’
Amersfoortse advocaat een van de respondenten
Strafrechtadvocaat Elpiniki Kolokatsi (Amersfoort) is een van de 23 Nederlandse respondenten voor de World Justice Rule of Law Index. ‘Dat ik de enquête heb ingevuld, is echt al een hele tijd geleden. Ik weet niet precies waarom ik daarvoor werd geselecteerd. Mogelijk in verband met mijn internationale activiteiten en mijn meertalige website. Het was een uitgebreide en serieuze enquête, je moest er echt voor gaan zitten. We doen het natuurlijk erg goed met de vijfde plaats. Maar het had me ook niet verbaasd als we een positie waren gezakt. Ik maak me grote zorgen over de gefinancierde rechtsbijstand en dat kon ik ook kwijt in de enquête. Gezien het feit dat de bodem inmiddels is bereikt en de rechten van de verdachte op een
behoorlijke verdediging inmiddels reëel gevaar lopen, had ik een lagere score verwacht. Maar er waren ook vragen over fysiek geweld tegen advocaten, vervolging van advocaten omdat ze de oppositie bijstaan, bedreigingen van advocaten en hun gezin. Dat alles komt hier niet voor. Kennelijk elders wel, anders hadden ze die vragen niet meegenomen. Dat relativeert de zaak weer. Al met al denk ik dat wij op de vijfde plaats staan omdat het met de rule of law in de rest van de wereld zo belabberd is gesteld.’