Het is eind september als zeven terreurverdachten in Arnhem en Weert worden opgepakt. Het Openbaar Ministerie (OM) verdenkt ze van het voorbereiden van een aanslag en deelname aan een terroristische organisatie. De verdachten krijgen beperkende maatregelen opgelegd. Ook hun advocaten moeten er het zwijgen toe doen.
Eén van de zeven verdachten wordt twee maanden later weer vrijgelaten wegens gebrekkig bewijs. ‘Toen was het kwaad al geschied,’ zegt zijn advocaat André Seebregts (Seebregts & Saey strafrechtadvocaten, Rotterdam). ‘Zijn voornaam en de eerste letter van zijn achternaam zijn in de media naar buiten gebracht. In combinatie met zijn leeftijd en woonplaats is hij herkenbaar voor medescholieren, kennissen en vrienden. In hun ogen is hij altijd die terrorist. Als het OM een zaak in de media toelicht, moeten wij strafrechtadvocaten de gelegenheid krijgen er iets tegenover te stellen.’
Publieke opinie
Het OM brengt in principe bij een aanhouding alleen het geslacht, de leeftijd en de woonplaats van verdachten naar buiten, laat een woordvoerder weten. ‘Mogelijk hebben journalisten de namen erbij gezocht. Voor het individuele geval is het spijtig dat het zo loopt. Maar het OM heeft ook een maatschappelijke voorlichtingsfunctie. Ons werk is zichtbaar en burgers gaan zich afvragen wat er gebeurt. Binnen de kaders die er zijn, moeten we dan ook informatie verschaffen. We zijn daarin zo terughoudend mogelijk.’
Strafrechtadvocaten vrezen dat berichten in de media waarin het perspectief van de verdachte ontbreekt, niet alleen de publieke opinie, maar ook rechters beïnvloeden. De beperkte mogelijkheid om met de pers te mogen praten, is volgens hen een van de vele inequalities in het strafproces. Het aantal ongelijkheden neemt in hun ogen alleen maar toe.
Het beginsel van equality of arms, verwoord in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), gaat ervan uit dat de verdachte in een strafzaak een redelijke kans moet krijgen om zijn verhaal naar voren te brengen, zodat er een evenwicht is tussen de bevoegdheden van het OM en de rechten van de verdachte. ‘De term dekt de lading niet helemaal,’ zegt Jeroen Soeteman, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten. ‘Equality of arms klinkt als twee legers die met dezelfde wapens een gelijke strijd voeren. In de praktijk loop je als strafadvocaat altijd achter de troepen aan. Volgens artikel 6 EVRM en jurisprudentie zouden strafrechtadvocaten de middelen moeten krijgen om die ongelijkheden te kunnen compenseren.’
Informatieachterstand
Bij het compenseren van die ongelijkheden ontmoeten strafadvocaten de nodige belemmeringen. Zo heeft het OM de beschikking over alle informatie van de politie. Op basis daarvan stelt de openbaar aanklager het strafdossier samen. Een rechter kan alleen feiten uit het dossier meewegen in zijn oordeelsvorming. ‘In het verzamelen van bewijsmateriaal, belastend en ontlastend, is het OM leidend,’ zegt strafadvocaat Robert Malewicz (Cleerdin & Hamer Advocaten, Amsterdam). ‘Daardoor ontstaat er een informatieachterstand voor de verdediging.’
Confrère Seebregts constateert dat de openbaar aanklager en de verdediger allebei andere belangen dienen. ‘Het OM dient het belang van de waarheidsvinding,’ zegt hij. ‘De advocaat behartigt de eenzijdige belangen van zijn cliënt, is op zoek naar ontlastend bewijs, of naar feiten die kunnen bijdragen aan een alternatief scenario.’ Als de verdediging aanvullende informatie wil opvragen, zoals camerabeelden of stukken uit andere dossiers, maar ook als de raadsman extra getuigen wil horen, moet de officier van justitie of rechter-commissaris hem daarvoor toestemming geven. De verdediger moet dan van tevoren kunnen aantonen wat de relevantie van deze informatie is voor de zaak.
Tegenonderzoek
Malewicz: ‘Soms wil je als verdediger toegang tot de bestaande berg met informatie krijgen om te kijken óf er nog relevante informatie te vinden is die door het OM over het hoofd is gezien.’ Malewicz, een van de advocaten van Willem Holleeder, vindt dan ook dat Nederlandse strafadvocaten, net zoals in de Verenigde Staten, toegang tot alle gewenste informatie zouden moeten krijgen, tenzij daar zwaarwegende redenen tégen zijn.
Ook bij forensisch onderzoek is de openbaar aanklager in het voordeel. Waar het OM altijd onderzoek kan laten verrichten door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), moeten advocaten eerst toestemming krijgen van de rechter-commissaris voor onderzoek óf tegenonderzoek. Zonder deze toestemming moet de verdediging dat zelf financieren. Verdachten die minderbedeeld zijn, hebben daardoor minder mogelijkheden zichzelf te verdedigen.
Met de komst van artikel 359a Sv (in 1996), in combinatie met bijbehorende jurisprudentie, heeft de rechter de beoordelingsvrijheid gekregen om geen rechtsgevolg te verbinden aan een vormverzuim van het Openbaar Ministerie. Jan Boone (Advocatenkantoor Boone, Wijk bij Duurstede): ‘Deze wet is zo sterk in het voordeel van het OM, dat als gevolg daarvan de achterstand van de verdachte niet groter, maar onoverbrugbaar wordt.’
Boone, bijna vijfenveertig jaar actief binnen het strafrecht, heeft veel zien veranderen. ‘De rechter is steeds meer naar het Openbaar Ministerie opgeschoven. Het aantal rechters dat afkomstig is van het Openbaar Ministerie, is enorm toegenomen. En hier geldt het adagium: eens een OM’er, altijd een OM’er.’
Crimefighter
Peter van Koppen, hoogleraar Rechtspsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam signaleert nog een andere trend. Volgens hem is de verhouding tussen de openbaar aanklager en de verdediging de afgelopen jaren gepolariseerd. ‘De officier van justitie is veel dichter op de politie gaan zitten. Vroeger was de openbaar aanklager een afstandelijke magistraat, nu meer een crimefighter.’ Ook de positie van de raadsman is veranderd, volgens Van Koppen. ‘Advocaten zijn zich meer gaan vereenzelvigen met hun cliënt. Vroeger zei een advocaat: “Mijn cliënt zegt dat hij onschuldig is.” Nu zegt hij: “Mijn cliënt is onschuldig.”’
De woordvoerder van het OM herkent dit beeld niet. ‘Het is niet zo dat de openbaar aanklager en de verdediger in de rechtszaal lijnrecht tegenover elkaar staan. De officieren van justitie behartigen ook de belangen van de verdachte. Zij willen niet dat een verdachte ten onrechte wordt veroordeeld.’
Inquisitoir
‘De verhouding tussen de openbaar aanklager en de verdediging is hartstikke ongelijk in Nederland,’ zegt Van Koppen. De hoogleraar Rechtspsychologie schreef een groot aantal artikelen en boeken, waaronder Overtuigend bewijs, over getuigen-deskundigen in 350 rechtszaken.
Van Koppen wijst alleen al op de plek die de verdediging (tegenover de rechter in de rechtszaal) en de openbaar aanklager (op een verhoging met het gezicht naar de rechtszaal toe) hebben. En daarbij: ‘We kennen helemaal niet de traditie dat de verdediging zelfstandig onderzoek kan doen. Een Nederlandse advocaat zal niet, zoals in de Verenigde Staten of Engeland, een privédetective op pad sturen die met getuigen gaat praten.’
De woordvoerder van het OM benadrukt dat het beginsel van equality of arms afkomstig is uit Angelsaksische landen en aansluit op het zogeheten accusatoire strafproces. Daarbij werken verdediging en OM beide aan hun eigen case en beoordeelt de jury elk van beide standpunten. De rechter is lijdelijk en speelt vooral de rol van scheidsrechter. Het Nederlandse getemperd inquisitoir systeem is op andere leest geschoeid. ‘Hier bouwt de openbaar aanklager de zaak op. De rechter neemt gematigd actief deel, wat de waarheidsvinding betreft kan hij een eigen rol pakken en is hij niet uitsluitend op partijen aangewezen. Bij deze eindverantwoordelijkheid voor de waarheidsvinding hoort dat de rechten van de verdediging niet uit het oog worden verloren. Bij dit systeem past dat de verdediging moet aantonen waarom zij bepaalde informatie wil opvragen of waarom zij onderzoek wil laten verrichten. Contra-expertise die zonder rechterlijke tussenkomt geschiedt, wordt niet voorgefinancierd, maar als de rechter vindt dat het onderzoek in het belang van de zaak is geweest, wordt het achteraf wel vergoed.’
Ook de financiering van de verdediging kan tot inequality leiden in geval de advocaat op toevoegingsbasis werkt. Binnen het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand is de afgelopen tien jaar een reeks van bezuinigingen doorgevoerd. Strafrechtadvocaten klagen erover dat met name de vergoedingen voor complexe zaken achterblijven. ‘Je moet kunnen aantonen dat een zaak juridisch complex is, waardoor er extra uren in gaan zitten,’ zegt advocaat Seebregts. ‘Vaak worden die uren niet toegekend door de Raad voor Rechtsbijstand.’
Half januari schreef strafadvocaat Sander Janssen (Cleerdin & Hamer Advocaten) de Raad voor Rechtsbijstand te stoppen met zaken waarin de extra uren niet vergoed worden. Andere kantoren hebben zich bij de actie aangesloten. Strafrechtadvocaten verwijzen in dit verband naar de uitspraken van voormalig staatssecretaris Fred Teeven in De Groene Amsterdammer, in mei 2017: ‘Als je aan een advocaat niet al te veel tijd geeft om aan een verdachte te besteden, dan wordt het ook niet zo veel, die verdediging.’
Helemaal lastig is het om met twee strafadvocaten aan een zaak te werken. Daarvoor wordt slechts zelden financiering verstrekt. Een fundamentele inequality zegt Jeroen Soeteman. ‘Politie en justitie kunnen onbeperkt manschappen inzetten. Tegelijkertijd stelt de staat in complexe zaken onvoldoende middelen beschikbaar voor de verdediging.’ Seebregts beaamt dat. ‘Ik houd me met name bezig met grotere strafzaken. Vaak werken daar twee officieren van justitie en ook nog twee parketmedewerkers aan. Ik moet het daar in mijn uppie tegen opnemen, een fors pijnpunt.’
Seebregts ziet dat de positie van de verdediging de afgelopen jaren is afgezwakt. ‘Er is niet zoveel maatschappelijk draagvlak om de bezuinigingen van de afgelopen jaren weer terug te draaien. Veiligheid staat hoger op de politieke agenda dan de rechten van verdachten. Zo’n tendens komt en gaat altijd weer op enig moment. Ik hoop liever eerder dan later.’
Politieverhoor
Aangehouden verdachten hebben sinds maart 2016 het recht zich te laten bijstaan door een advocaat tijdens politieverhoor. Dat recht verruimt de mogelijkheden van de verdediging, strafrechtadvocaten zijn daar dan ook over te spreken. De vergoedingen voor politieverhoor laten daarentegen te wensen over. Voor het bijwonen van een verhoor, dat drie dagen kan duren, krijgen advocaten 150 euro. Als het gaat om een verdenking van een strafbaar feit waar een gevangenisstraf van twaalf jaar of langer op staat, wordt 300 euro vergoed. Seebregts: ‘Het is alsof het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft gedacht: jullie willen zo graag bij het politieverhoor aanwezig, zijn, dan mogen jullie het ook zelf betalen.’
Dan is er nog de maatregel, sinds februari 2017, dat de Raad voor Rechtsbijstand de kosten van gesubsidieerde rechtsbijstand kán terugvorderen op onherroepelijk veroordeelden als zij daarvoor draagkrachtig genoeg zijn. Verdachten worden voordat ze een advocaat in de arm nemen, ook ingelicht over deze mogelijke terugvordering. Malewicz: ‘Deze maatregel werkt in de hand dat verdachten bij voorbaat afzien van een advocaat.’ Daarmee kalft de rechtsbijstand aan verdachten verder af. Verdachten die zich wel laten bijstaan door een raadsman, kunnen door deze maatregel geneigd zijn niet het onderste uit de kan te halen, zegt Malewicz. ‘Ze kunnen afzien van aanvullend onderzoek omdat ze vrezen dat ze de kosten daarvoor later weer moeten terugbetalen.’
Redelijke termijn
De toegenomen rechten voor het slachtoffer versterken de ongelijke positie van de verdediging ten opzichte van de aanklager, volgens advocaten. Het spreekrecht geeft het slachtoffer de gelegenheid zijn of haar verhaal te vertellen gedurende het proces. De rechter bepaalt het moment. Het kan zijn dat het slachtoffer zijn of haar verhaal doet als de schuldvraag nog niet is beantwoord. Volgens advocaten kan dit het oordeel van de rechter beïnvloeden en krijgt de verdachte op deze manier te maken met een soort tweede aanklager. (Zie ook Nog meer rechten heeft het slachtoffer niet nodig, op pagina 40.)
De woordvoerder van het Openbaar Ministerie erkent dat de grotere rol voor het slachtoffer en de verruiming van het spreekrecht om een ‘fundamentele reflectie’ vragen. Hij wijst op een advies van het College van procureurs-generaal op de plannen voor de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Het tweefasenproces, waarin het slachtoffer het woord mag voeren als de schuld van de verdachte vaststaat, is hierbij een van de suggesties.
Advocaten klagen ook over het gebrek aan tijd om de verdediging voor te bereiden. Malewicz noemt zijn verdediging van de Tilburgse zedenverdachte Aydin C. als voorbeeld. Twee jaar geleden nam hij de zaak over van zijn collega Christian van Dijk. In een paar weken moest Malewicz zich het dossier eigen maken. Toen de rechtbank hem zijn gevraagde uitstel van drie maanden niet wilde geven, voelde hij zich genoodzaakt de zaak neer te leggen. Tegelijkertijd wordt de ‘redelijke termijn’ waarbinnen een rechtszaak behandeld moet worden volgens strafrechtadvocaten veelvuldig geschonden. Malewicz wijst erop dat het daardoor lastiger wordt voor verdachten om bewijs te leveren voor een alternatief scenario; dat is in veel gevallen niet meer te traceren. Strafadvocaat Jan Boone: ‘Ik heb laatst een zaak gedaan, die heeft tien jaar geduurd. Een beroep van de verdediging op de redelijke termijn genoemd in artikel 6 EVRM, blijkt nauwelijks meer mogelijk. Dat de rechter moet beoordelen of een strafzaak zich afspeelt binnen de grenzen van het EVRM, is iets uit een romantisch verleden.’