In eerste aanleg kreeg de verdachte van de rechtbank alleen een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke celstraf van vier maanden.
Het gerechtshof vindt minder feiten bewezen dan de rechtbank, maar legt hem toch een zwaardere straf op. De rechtbank hield de oud-advocaat nog verantwoordelijk voor twee gevallen van misbruik van derdengeldrekeningen, waarbij hij zich bedragen van 36 duizend en 11,5 duizend euro van twee cliënten zou hebben toegeëigend. Het gerechtshof vindt alleen de verduistering van de 11,5 duizend euro bewezen. De man opereerde destijds, in 2012, al niet meer als advocaat, maar wel als juridisch adviseur.
Meineed
De vervalsing van de vaststellingovereenkomst pleegde hij in 2004 in zijn hoedanigheid als advocaat. Hij zette bewust een verkeerde datum op de overeenkomst. In 2010 loog hij ook nog eens bij de rechtbank in Den Bosch over de totstandkoming van de overeenkomst, zich daarmee schuldig makend aan meineed.
Het zijn met name deze feiten die, uit het ‘oogpunt van de normhandhaving’, een onvoorwaardelijke celstraf rechtvaardigen, zo vindt het hof.
Daarnaast vindt het gerechtshof dat de oud-advocaat met misbruik van de derdengeldrekening het vertrouwen in beroepsbeoefenaren die burgers en bedrijven bijstaan in juridische kwesties ‘zeer ernstig’ heeft beschaamd. ‘Naar het oordeel van het hof dient daartegen streng te worden opgetreden.’
De hogere rechters hadden hem eigenlijk een celstraf van zeven maanden willen opleggen, maar omdat in zijn zaak de redelijke termijn is overschreden, halen ze daar een maand vanaf. De advocaat-generaal had een celstraf van acht maanden geëist.