In de Amerikaanse zuidelijke staat Louisiana stond Bart Stapert (1964) eens een outlaw motorcycle lid bij. De man was hoofdverdachte in een moordzaak, tegen hem was de doodstraf geëist. Stapert kwam twee getuigen op het spoor, onder wie de ex-vrouw van de verdachte. ‘Zij kon verklaren dat hij de moord onmogelijk kon hebben gepleegd omdat hij het betreffende weekend op haar verjaardagsfeestje in Florida was. Inmiddels was ze verder gegaan met haar leven. Ze was verpleegster geworden, had een man, kinderen. Aan haar verleden wilde ze niet meer worden herinnerd. Via via ben ik met haar in contact gekomen. Ik weet niet hoeveel keer ik met haar heb afgesproken om haar zover te krijgen dat ze zou gaan getuigen.’ Uiteindelijk ging ze overstag. De prosecutor onderwierp haar aan een kruisverhoor. ‘Hij vroeg haar of ze als vrouw van de biker ook in een stripclub had gedanst en cocaïne had gebruikt. Ze werd helemaal rood. En de prosecutor dacht: nu heb ik haar. Maar hoe eerlijker ze was, en hoe moeilijker ze het had om eerlijk te zijn, des te meer de jury haar ging geloven. De jury ging tien minuten weg en kwam terug met: not guilty. Die avond zat ik met hem en allemaal andere bikers met armen als hammen vol tatoeages in een hotelkamer bier te drinken en pizza te eten.’
Het is die vergaande inzet voor zijn cliënten die Stapert typeert. Daarom, en om zijn ‘avontuurlijke inslag’, ‘onbaatzuchtigheid’, en het ‘dienen van de humanitaire doelen’ roemde Evert-Jan Henrichs Stapert eind maart van dit jaar tijdens de uitreiking van de Amsterdamse Dekenprijs. Deze prijs is voor Stapert een bekroning op zijn werkende leven als advocaat. In januari van dit jaar maakte hij de overstap naar de rechterlijke macht, team strafrecht van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. ‘Als advocaat kun je dingen aandragen voor je cliënt, je bent op een overtuigingsmissie. Als rechter kun je een beslissing mede nemen. Na twintig jaar advocatuur vind ik dat een verademing,’ zegt Stapert, vanuit de lobby van het Mercure Hotel in Den Haag waar hij vanwege zijn activiteiten als voorzitter van het Movies that Matter Festival verblijft.
Met films en documentaires kun je op een prettige manier op mensenrechtenproblematiek reflecteren, vindt Stapert. De organisatie van het festival geeft ook door het hele jaar heen mensenrechteneducatie op middelbare scholen. ‘In mijn generatie stond de oorlog erg centraal, zo van: dat nooit weer. Voor de jongeren van deze generatie is die alweer best ver weg. Maar de rechtsstaat is niet een gegeven, daar moet je aan blijven werken.’
Kansen
Zelf hield Stapert zich al vroeg op de middelbare school bezig met mensenrechten. Hij vroeg informatie op van Amnesty International en organiseerde schrijfmiddagen. Op zijn twaalfde wist hij al dat hij advocaat wilde worden. Stapert groeide op in Heerenveen. Zijn vader was postbode, zijn moeder huisvrouw. Beide ouders hebben niet de mogelijkheden gekregen om hun potentieel te ontwikkelen. ‘Mijn zus en ik zijn opgegroeid met een diep gevoel dat het leven niet altijd vanzelf gaat, dat er zowel in werk als privé soms dingen tegenzitten, dat je daar mee om moet leren gaan,’ zei Stapert in zijn dankwoord tijdens de uitreiking van de Amsterdamse Dekenprijs. Staperts levensmotto: To whom much is given, much will be required komt daaruit voort.
Het krijgen van eerlijke, gelijke kansen is een belangrijk thema voor Stapert. Verdachten in een Amerikaans strafproces ontbreekt het daar vaak aan, zegt hij. Na zijn studie vertrok hij naar de Verenigde Staten om terdoodveroordeelden te verdedigen. In de staat Louisiana begon hij als investigator in doodstrafzaken, tegelijkertijd studeerde hij er rechten om ook daar tot de balie toegelaten te worden. Vanaf 1997 stond hij als advocaat terdoodveroordeelden bij.
Stapert heeft een diepe overtuiging dat de doodstraf afgeschaft moet worden. ‘Ik geloof er niet in dat mensen zo slecht zijn dat ze het niet meer verdienen om te leven. Dat wil er bij mij niet in. Executie maakt iedere vorm van groei, vergeving, inzicht in eigen handelen onmogelijk. Ik vind dat we als mensen dat recht niet hebben. En ik denk ook dat een van de doelen van het strafrecht is dat mensen tot een zeker inzicht komen, waarom ze iets fout hebben gedaan.’ Hij voegt daaraan toe dat het zomaar zou kunnen dat er mensen zijn die zo gevaarlijk zijn dat ze levenslang moeten worden opgesloten of behandeld. ‘Sterker nog, dat denk ik te weten. Maar dat moet je wel steeds weer toetsen.’ Daarbij noemt Stapert de onontkoombare verschillen die gepaard gaan met het opleggen van straffen. ‘Dat is nu eenmaal zo, omdat straffen mensenwerk is. Maar als het om de doodstraf gaat, kun je die verschillen niet rechtvaardigen. Waarom moet de één wel dood voor een veel lichter delict, relatief gezien, en mag de ander blijven leven? Die ander heeft of een betere advocaat, of de toevalligheid van een jurylid dat zegt: “Nee, ik ga geen doodstraf opleggen.” Die verschillen haal je nooit uit een systeem. Daarom moet je geen doodstraf opleggen.’
Getuigen à décharge
In de Verenigde Staten, waar het accusatoire strafsysteem geldt, heeft een strafrechtadvocaat een zeer actieve rol. De verdediger onderbouwt het verhaal van de verdachte met getuigenbewijs, deskundigenrapporten en ander bewijs van feiten. Nederland kent een getemperd inquisitoir systeem, maar Stapert ziet dat het systeem langzamerhand meer naar het Amerikaanse accusatoire systeem toe groeit. ‘Ik vind het niet slecht dat een advocaat informatie die mogelijk van belang is voor een rechter, zelf vergaart. Als de advocaat bij een schorsingsverzoek voorlopige hechtenis aandraagt dat zijn cliënt zijn baan dreigt te verliezen, is het fijn als hij er informatie bij doet waaruit blijkt dat de verdachte die baan daadwerkelijk heeft. Misschien klopt het, maar misschien ook niet. In Amerika zit dat ingebakken in het systeem. Je boetseert en presenteert je zaak.’
Aan beginnend advocaten doceert Stapert het keuzevak Getuigen en verweren. ‘Dan vraag ik: hoe vaak spreken jullie zelf met getuigen? Dat is verrassend weinig.’ Terwijl advocaten dat wel mogen doen. Maar het vraagt ook een heel zorgvuldige en voorzichtige werkwijze. ‘Je mag de getuigen niet beïnvloeden. Aan het verhoren van een aangeefster in een zedenzaak moet je bijvoorbeeld niet zo snel beginnen. Maar advocaten zouden met name veel vaker zelf op zoek kunnen gaan naar getuigen à décharge.’
Als raadsheer-plaatsvervanger, voordat hij de definitieve overstap maakte, heeft Stapert meegemaakt dat advocaten op zitting een briefje inleverden met namen van getuigen die ontlastend konden verklaren. Deze getuigen, die ze van de verdachte hebben doorgekregen, hebben ze buiten de rechtszaal om zelf niet van tevoren gesproken. ‘Je zou het als advocaat ook anders kunnen doen. Je zou die mensen eerst kunnen gaan spreken en daar een verslag van kunnen maken. Als je dat inbrengt bij de rechter, is je verzoek om deze getuigen in de rechtszaal te horen veel beter onderbouwd en houd je meer regie over je zaak.’
Tegelijkertijd is het voor Nederlandse advocaten ook moeilijker om getuigen te laten horen in de rechtszaal dan voor hun Amerikaanse confrères. ‘Het noodzakelijkheidscriterium is vanuit Amerikaans perspectief moeilijk uit te leggen. Daar geldt altijd het verdedigingsbelang. Als de verdediging zegt: deze getuige moet worden gehoord, wordt die opgeroepen.’
Politiek
Terug in Nederland, in 2001, reikte de Universiteit Utrecht (UU) hem een eredoctoraat uit. Stapert werd docent en onderzoeker aan de UU en het Willem Pompe Instituut. Vijf jaar later keerde hij weer terug naar de advocatuur. Eerst ging hij bij mensenrechtenkantoor Böhler in Amsterdam aan de slag, later richtte hij zijn eigen kantoor Stapert Law op. Hij deed veel uitleveringszaken. Daarnaast stond hij Nederlanders die het risico liepen om ter dood veroordeeld te worden in het buitenland bij.
De zaken die hem als advocaat het meest zijn bijgebleven, zijn de doodstrafzaken waarin uiteindelijk werd geëxecuteerd, vertelt Stapert. Twee keer was hij er zelf bij aanwezig. De laatste keer was in januari 2015 bij de voltrekking van de doodstraf van de Nederlander Ang Kiem Soei in Indonesië. ‘Dan ga je daarna eerst bijna werktuiglijk doen wat je moet doen. Bij Ang was de executie om twaalf uur ’s nachts. Met zijn twee zoons heb ik om drie uur ’s nachts het lichaam geïdentificeerd. Vervolgens moesten we twee uur rijden naar een boeddhistische begraafplaats. De zon was inmiddels weer op. Pas vele uren later op mijn hotelkamer kwam het gevoel echt binnen en stortte ik in. Zolang je met een zaak bezig bent, voel je de onmacht bijna niet. Je zit in een soort tunnel en bent alleen maar bezig om alles te doen wat je kunt doen om het te voorkomen. Iedereen, Nederlandse ministers, tot en met de koning aan toe, heeft zich ervoor ingezet om het te voorkomen. Dat het dan toch misgaat, vind ik volstrekt onrechtvaardig. Een manier om het gevoel van onmacht te verwerken, is dat je weet: ik had niets anders kunnen doen.’
Stapert staat bekend om zijn diplomatieke stijl. Een doodstrafzaak is volgens Stapert voor een groot deel een politiek proces. ‘Het gaat niet alleen om: klopt het juridisch? Maar er zit een politieke beslissing achter om geen gratie te verlenen. Uiteindelijk gaat het, overigens in alle zaken, om het beïnvloeden van de beslisser. Of dat nu een rechter is, de gouverneur of de president. Hoe kun je ervoor zorgen dat je argumenten aankomen? Daar zit altijd een stuk diplomatie in. Ik denk dat dat niet moet worden onderschat.’
In zijn huidige functie hoeft hij niet meer te overtuigen, maar is hij zelf een medebeslisser. Als rechter zoek je naar de strafrechtelijk relevante waarheid, zegt Stapert. ‘Voordat je de consequenties voor iemand kunt verbinden, moet je vaststellen wat er is gebeurd. Dat is intellectueel een uitdagend proces. En dat je mensen op het goede pad kunt helpen, of een straf kunt uitdelen als dat nodig is, voelt als een volgende stap. Het advocaat zijn is een stukje van mijn identiteit geworden. Ik moet er nog aan wennen dat ik dat kwijt ben.’
Bart Stapert
Geboren: Leeuwarden, 22 april 1964
Burgerlijke staat: getrouwd, twee kinderen
Studie
2001: Eredoctoraat Rechtsgeleerdheid, Universiteit Utrecht
1997: Louisiana Bar Exam
1996: afgestudeerd als Juris Doctor, Loyola University New Orleans School of Law 1989: afgestudeerd Juridische Bestuurswetenschappen, Universiteit Groningen
Loopbaan
2019-heden: raadsheer in opleiding, Gerechtshof ’s-Hertogenbosch
2014-2018: raadsheer-plaatsvervanger, Gerechtshof ’s-Hertogenbosch
2013-2018: eigenaar en advocaat bij Stapert Law, Amsterdam
2007-2012: advocaat en later partner bij Böhler Advocaten, Amsterdam
2001-2007: docent/onderzoeker Universiteit Utrecht/Willem Pompe Instituut
1996-2001: eigenaar van St. Thomas Community Law Center
1991-1996: investigator
Nevenactiviteiten (o.a.)
2015-heden: voorzitter Stichting Movies that Matter
2014-heden: docent Beroepsopleiding Advocaten
2005-2008: voorzitter Amnesty International Nederland
2002-heden: voorzitter Stichting Rechtshulp Terdoodveroordeelden