Mr. X deed voor zijn cliënt een procedure tegen een vennootschap en haar 50%-dochtermaatschappij. Op een kwaaie dag stuurde hij een brief naar de ándere 50%-aandeelhoudster van die dochter: weet u wel dat er een zaak loopt tegen uw mede-aandeelhoudster? Uw aandeel zou vanwege die vordering wel eens een stuk minder waard kunnen zijn dan u is voorgespiegeld…

Kwalijke zaak, vond de raad van discipline in Den Bosch. Mr. X had gepoogd zijn wederpartijen bij een derde in diskrediet te brengen en had daarmee hun belangen onnodig en onevenredig geschaad. Dat was al goed voor een berisping. Maar bovendien, aldus de tuchtrechter, had mr. X kennelijk de onjuistheid van zijn handelen niet ingezien. Om hem daarvan te doordringen legde de raad ook die boete  van drie mille op.

Mr. X ging in beroep. Alleen tegen de boete, misschien was hij bang dat hij anders nóg meer straf zou krijgen omdat hij het dus blijkbaar nog steeds niet begrepen had. Maar dat soort angst hoef je van het Hof van Discipline niet te hebben. Het hof laat nog even daar dat uit het proces-verbaal van de zitting van de raad bleek dat mr. X zich best wel ootmoedig had opgesteld. Het vindt een berisping voor de misdraging van mr. X eigenlijk al wel pittig, en volgt de raad niet in de overweging dat een boete in dit geval gerechtvaardigd is om verweerder te doordringen van de ernst van zijn overtreding. Het moet een advocaat in beginsel vrijstaan om tegenover de tuchtrechter een standpunt over het hem verweten handelen in te nemen en dit standpunt mag op zichzelf niet tot een zwaardere maatregel leiden, aldus het hof.

‘In beginsel’, en ‘op zichzelf’, met andere woorden: uitzonderingen zijn mogelijk. Maar niet in dit geval, dus.

Trudeke

Trudeke Sillevis Smitt

Freelance redacteur

Profile page
Advertentie