Mr. X diende voor haar cliënte een verzoekschrift in tot vaststelling van de kinderalimentatie op € 500 per maand. Vervolgens kwamen de cliënte en haar ex onderling overeen dat de ex slechts € 185 per maand zou betalen.

Van die afspraak kreeg de cliënte spijt. De overeenkomst was onder dwang tot stand gekomen en dus ongeldig, zei ze. Ze wilde alsnog die € 500.

Mr. X maakte pleitnotities, waarin ze dat allemaal opnam, en stuurde die op voorhand aan haar cliënte toe. Maar ze kreeg second thoughts. De wederpartij beriep zich in het verweerschrift op die onderlinge overeenkomst. Was het niet te riskant de procedure voort te zetten in verband met een mogelijke proceskostenveroordeling?

Op zondagavond (de zitting zou dinsdag plaatsvinden) deelde mr. X per mail haar zorgen met haar cliënte. Na overleg met haar cliënte op maandag belde ze met de advocaat van de ex, die bereid bleek geen proceskostenveroordeling te vragen als de procedure werd ingetrokken. Aldus geschiedde.

In de tuchtzaak klaagt de cliënte dat mr. X kort voor de zitting van inzicht was veranderd. Ze voelde zich onder druk gezet om het verzoekschrift in te trekken, terwijl een proceskostenveroordeling in familiezaken zeer ongebruikelijk is. Bovendien had mr. X een fout gemaakt in de draagkrachtberekening.

Volgens mr. X was sprake van voortschrijdend inzicht: ze was bij de voorbereiding van de mondelinge behandeling tot het oordeel gekomen dat er een risico was dat mevrouw in de proceskosten zou worden veroordeeld.

Wat betreft die berekening: ze had inderdaad een fout gemaakt – het kindgebonden budget per jaar had ze per ongeluk opgevoerd als een bedrag per maand. Maar die misrekening had geen gevolgen gehad.

De raad van discipline Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat mr. X niet haar boekje te buiten is gegaan. De raad geeft geen oordeel over de vraag in hoeverre een proceskostenveroordeling in een geval als dit waarschijnlijk is, maar mede omdat de wederpartij wel om zo’n veroordeling had gevraagd was het hoe dan ook ‘niet onverstandig’ daarmee rekening te houden. Bovendien had mr. X haar advies ook gebaseerd op haar inschatting dat er geen reële kans was op een positieve uitkomst.

Conclusie: mr. X was niet in strijd gekomen met wat van haar als redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mocht worden verwacht.

Trudeke

Trudeke Sillevis Smitt

Freelance redacteur

Profile page
Advertentie