In voorbereiding op een kantoorbezoek van de Amsterdamse raad van de orde in maart 2018 stuurde de advocaat de jaarrekening over 2016 toe. Analyse van deze rekening wees uit dat de advocaat een bedrag van 7.696 euro van de derdengeldenrekening naar zijn rekening-courant zou hebben overgemaakt.
Volgens de advocaat zou de bank zijn derdengeldenrekening aan zijn zakelijke rekening hebben gekoppeld. Per ongeluk zou hij in 2016 daardoor geld van de derdengeldenrekening op zijn rekening-courant hebben overgeboekt. In 2017 heeft hij een bedrag van 5.800 euro teruggestort. Voor een bedrag van 2000 euro was er toestemming om een openstaande factuur te verrekenen, verklaart de advocaat. Een maand na het kantoorbezoek heeft de advocaat twee e-mails gestuurd met het bewijs van de stortingen waarmee de schuld aan de stichting derdengelden is afgelost.
De Amsterdamse Raad van Discipline overweegt in de uitspraak van begin juni van dit jaar dat de advocaat heeft erkend het bedrag van 5.800 euro van de derdengeldenrekening naar zijn kantoorrekening te hebben overgeboekt, zonder de daarvoor vereiste grondslag. Volgens de Amsterdamse raad heeft hij daarmee de kernwaarde integriteit geschonden. ‘De raad rekent verweerder dit zwaar aan. Gezien de impact de een en ander kennelijk al op verweerder heeft gehad, de meermaals door verweerder gemaakte excuses voor zijn handelen, de maatregelen die hij heeft getroffen om dit in de toekomst te voorkomen – waaronder het opheffen van de derdengeldenrekening en het in de arm nemen van een coach – en het blanco tuchtrechtelijke verleden van verweerder, ziet de raad aanleiding in dit geval te volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier weken.’
De advocaat is veroordeeld voor het betalen van de proceskosten van in totaal 1250 euro.