Tot in mei van het jaar 2000 deed mr. N, een compagnon van mr. X, werk voor een vennootschap onder firma. Achttien jaar later stelde een van de vennoten in die vof het kantoor van mr. N en mr. X aansprakelijk. Volgens de vennoot had de collega van mr. X indertijd zijn werkzaamheden ten onrechte gestaakt en was daar schade uit ontstaan. Of mr. X maar wilde zeggen wie de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar was en de melding op grond van de toenmalige Samenwerkingsverordening wilde laten zien die betrekking had op de praktijkvennootschap van mr. N.
Mr. X schreef dat hij de de aansprakelijkheid betwistte maar wel een melding aan de verzekeraar had gedaan. Wie die verzekeraar was, dat hoefde hij niet te zeggen, aldus mr. X.
De vennoot nam er geen genoegen mee: het werd een klacht, die door de voorzitter van de Haagse raad van discipline op 31 oktober 2018 deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond verklaard. Het was alleen aan de deken om over die samenwerking te oordelen en mr. X was niet verplicht de verzekeraar te noemen, zei de voorzitter zonder nadere toelichting. De vennoot ging in verzet.
In zekere zin terecht, want de raad van discipline wijst erop dat advocaten wel degelijk verplicht zijn hun beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar aan een benadeelde te noemen. Dat had het Hof van Discipline op 9 april 2018 uitgemaakt. Het Hof verwees daarbij naar artikel 6:24 Voda, dat erop gericht is het publiek tot op zekere hoogte waarborg te bieden dat iedere advocaat voldoende verhaal biedt bij schade door een beroepsfout. Om aan die waarborgfunctie invulling te geven moet de advocaat in beginsel aan elke benadeelde (dus ook aan niet-cliënten) desgevraagd de gegevens van zijn verzekeraar verschaffen, zodat die zelf met de verzekeraar contact kunnen opnemen.
Uitzondering
Maar de klager schiet er niks mee op. Want het Hof had erbij gezegd ‘in beginsel’, dus uitzonderingen waren mogelijk. En in dit geval was er reden om een uitzondering te maken. Klager had zijn vordering op het kantoor van mr. X onvoldoende onderbouwd. Bovendien waren er achttien jaren verstreken sinds het schadeveroorzakende incident en de aansprakelijkstelling. Mede omdat mr. X de aansprakelijkstelling wel had gemeld bij de verzekeraar, had hij niet de plicht de klagende vennoot ook nog eens terwille te zijn met die naam. Het verzet is deels ongegrond, deels gegrond, maar de klacht ongegrond.
Van een beslissing op verzet kun je niet in beroep, maar van een ongegrondverklaring wel.
Stapels brieven
Overigens besliste de Amsterdamse raad laatst in een andere zaak dat het noemen van de verzekeraar niet nodig was. Het zou maar leiden tot stapels brieven met zware verwijten, die een oplossing niet dichterbij zouden brengen. Betrokkene moest zich tevreden stellen met een brief van de deken dat het goed zat met de verzekering.