Moeder moest maar naar een verzorgingshuis, vond de dochter. En zij had het voor het zeggen, haar dementerende moeder had haar bij levenstestament als gevolmachtigde aangewezen. Eén broer was het met zuslief eens, maar de ander niet. Hij zou wel bij moeder gaan inwonen, en moeder was het daarmee eens, zo deelde hij de anderen mede.
Mr. X stelde bij mevrouw thuis een handgeschreven verklaring op, die door haar werd ondertekend. Er stond in dat ze niet in een verzorgingshuis wilde, en dat ze mr. X had gevraagd voor haar op te treden. Hiervan stelde hij de drie kinderen op de hoogte. De advocaat van de zus antwoordde dat mr. X helemaal niet voor mevrouw kon optreden: de zus was de gevolmachtigde, en die had hem niet ingeschakeld.
Ook meldde mr. X de zus en broer die pro-verzorgingshuis waren dat de andere broer zich tot hem had gewend, en dat die broer nu bij moeder inwoonde.
Zes weken later herriep de moeder de volmacht – de zus mocht haar belangen niet meer behartigen.
Kort daarop werd mevrouw onderzocht door een arts, die vaststelde dat ze niet meer in staat was haar wensen naar behoren te bepalen. Gezien haar kwetsbare en afhankelijke positie en het progressieve ziektebeeld, moest er wel iemand zijn die haar belangen behartigde. Nu die oude volmacht was ingetrokken, ondersteunde de arts met deze verklaring een onderbewindstelling. Aldus geschiedde.
De broer die pro-verzorgingshuis was dient een klacht in tegen mr. X, maar die wordt bij de raad van discipline niet-ontvankelijk verklaard vanwege onvoldoende eigen belang. Maar daar is het Hof het in appel niet mee eens: klager had naar eigen zeggen emotionele en financiële schade omdat zijn moeder door toedoen van mr. X was betrokken in de twisten tussen de kinderen.
Wat betreft de klacht verwijst het Hof naar eerdere eigen jurisprudentie, het daarin genoemde stappenplan van de notarisorganisatie KNB en een ‘voorlegger’ van de Raad voor Rechtsbijstand die in BOPZ-zaken wordt toegepast. Daarin staat dat je de grootst mogelijke zorgvuldigheid moet betrachten bij psychisch kwetsbare cliënten. Je moet een uitvoerig gesprek onder vier ogen hebben, waarin je met open vragen de begrip- en beslisvaardigheid van de (aanstaande) cliënt onderzoekt. Ook moet je contact opnemen met bewindvoerder/mentor/curator als die is aangesteld. Na toestemming van de cliënt moet je ook informatie inwinnen bij derden, zoals personeel en familie.
Mr. X had aan die voorwaarden niet voldaan, terwijl hij toch reden had om aan de wilsbekwaamheid van mevrouw te twijfelen. Ter zitting bleek ook nog eens dat hij mevrouw niets in rekening bracht. Wist ze dan wel dat mr. X echt als advocaat voor haar optrad? Bovendien had mr. X twijfel laten rijzen over de vraag wiens belangen hij nu eigenlijk diende. Die van de moeder, of die van de broer die bij haar ging inwonen? Dat had de toch al gevoelig liggende familieverhouding op scherp gezet en wellicht ook de belangen van de moeder geschaad. Het werd een berisping.