Centraal in de zaak staat een ‘familievete’. De advocaat die in de beklaagdenbank stond bij het Hof, beschuldigde zijn zus ervan fraude te hebben gepleegd met de PGB-verklaringen van hun moeder en kreeg vervolgens zelf een klacht tegen.
Eind 2014 gaf de moeder aan de advocaat en een andere zus een algemene volmacht af. Met die volmacht eiste hij in een dagvaarding inzage in de PGB-administratie. In april 2015 liet de betrokken notaris weten te twijfelen aan de geldigheid van de volmacht, gezien de dementieverschijnselen die een geriater constateerde bij de moeder.
Officieuze intimidatie
Inmiddels schakelde de zoon een andere advocaat in om de zaak te behandelen. Tegelijk bleef hij zich met de gang van zaken bemoeien, waarbij hij zich regelmatig afficheerde als advocaat. Zo schreef hij in 2016 op zijn kantoorpapier een brief aan twee getuigen in een zaak die hij privé had aangespannen tegen de bewindvoerder van de moeder. Hij intimideerde daarnaast betrokkenen met uitspraken als “U weet ook dat ik advocaat ben”. Het Hof concludeert: ‘De hoedanigheden van verweerder lopen voortdurend door elkaar.’
Dit strategische rollenspel vindt het Hof zeer verwijtbaar. Juist een ervaren advocaat dient te weten waar zijn verantwoordelijkheden en grenzen liggen. Dat is in deze zaak niet gebeurd. Bovendien is de bewuste advocaat in het verleden herhaaldelijk geschorst door de tuchtrechter. ‘Daarvan heeft hij kennelijk niet geleerd,’ aldus het Hof.
Daarom acht het Hof een langdurige schorsing dit keer op zijn plaats: voor een jaar, waarvan een half jaar voorwaardelijk. In eerste aanleg was door de Raad van Discipline in dezelfde zaak nog een schorsing van twee weken opgelegd.
De beslissing van het Hof van Discipline is nog niet openbaar gemaakt.