Van Rossum begon in 1988 bij Stibbe op het Rokin, toen nog Stibbe, Blaisse & De Jong. In 1994 startte ze haar eigen kantoor dat in 25 jaar uitgroeide tot ‘het aanspreekpunt voor Franse bedrijven (van particulieren tot mkb en multinationals) die actief zijn in Nederland’. Als arbeidsrechtspecialist met zowel een Nederlandse als een Franse nationaliteit heeft Van Rossum Le Groupe Avocats Pays-Bas (GAP) opgericht. Een netwerk bedoeld voor Nederlandse advocaten die in het Frans kunnen adviseren op alle rechtsgebieden. ‘Samenwerkingsverbanden zijn duidelijk een tendens die zich verder zal ontwikkelen. Zo neem ik ook deel aan een wekelijks jurisprudentieoverleg met een grote groep arbeidsrechtspecialisten van verschillende kantoren.’
Van Rossum bedient naast Nederlandse cliënten veelal Franse bedrijven die in Nederland werknemers hebben. ‘Ik ken beide culturen goed en begrijp als geen ander wat de Fransen vreemd kan voorkomen in het Nederlandse arbeidsrecht en in onze cultuur. Franse ondernemers vinden het bijvoorbeeld bijzonder gek dat een Nederlandse werknemer zich “zomaar” ziek kan melden; in Frankrijk moeten ze een doktersverklaring hebben. Nog vreemder vinden ze het dat ze twee jaar lang loon moeten betalen tijdens ziekte. Ook ons systeem van preventieve ontslagtoets staat ver van hen af.’
Van Rossum denkt dat elk rechtsgebied leuk is, zolang je er goed in bent. ‘Het is gewoon fijn als je cliënten goed kunt helpen met iets wat zij als een groot probleem ervaren. Een arbeidsconflict of een disfunctionerende werknemer zijn zaken die grote impact hebben op alle partijen. Dat goed kunnen oplossen is heel bevredigend. Het vertrouwen en de dankbaarheid van cliënten geven mij energie. Het persoonlijke contact met de cliënten en hun verschillende activiteiten maakt het vak zo leuk.’
Een goed advocaat moet volgens Van Rossum snel reageren en met een praktische oplossing komen. ‘Daarnaast moet je in het contact met advocaten hard op de inhoud maar zacht op de relatie zijn. Het is belangrijk dat het contact tussen advocaten onderling prettig verloopt. Dat bevordert het bereiken van een schikking, iets waar iedereen bij gebaat is.’
Toen Van Rossum begon, waren kantonrechters naar eigen zeggen ‘werknemersvriendelijk’, vooral in Amsterdam. Ze vindt dat er nu meer evenwicht is. ‘De werkgever wordt niet meer alleen als “de sterkste economische partij” gezien. Er wordt ook naar ondernemersbelangen gekeken.’
Verder valt het Van Rossum op dat nu meer dan de helft van de advocaten eenpitter is. ‘In mijn begintijd werd er met veel dedain over eenpitters gesproken. Nu bestaat die groep in meerderheid uit superspecialisten, afkomstig van grote kantoren, die veel corporate cliënten bedienen. Ik vind dat de orde van advocaten voor die groep te weinig oog heeft.’