Uit cijfers, ontleend aan de opeenvolgende jaarverslagen, valt niet of nauwelijks op te maken dat de raden van discipline minder streng zijn geworden. Weliswaar is het aantal maatregelen in vijf jaar afgenomen, maar die daling houdt gelijke tred met het aantal uitspraken.
Twaalf tot zestien procent van de maatregelen betreft een onvoorwaardelijke schorsing of een schrapping. Dat percentage lijkt stabiel binnen die bandbreedte te blijven. Ook het aantal waarschuwingen, het leeuwendeel van de maatregelen, blijft verhoudingsgewijs redelijk gelijk. Het aantal berispingen vertoont de afgelopen drie jaar wel een dalende trend. Ook het aantal gevallen waarin een klacht wel gegrond werd verklaard, maar geen maatregel werd opgelegd, stijgt gestaag.
Amsterdam
Op basis van de jaarcijfers van de vier raden valt ook iets anders op. In Amsterdam wordt absoluut en relatief minder vaak getuchtigd dan elders. Opmerkelijk als je bedenkt dat Amsterdam circa een derde van alle advocaten herbergt.
De raad in Den Bosch legt relatief het vaakst een maatregel op. Als sprake is van een gegronde klacht legt de tuchtrechter landelijk gezien in 88 procent van de gevallen een maatregel op. In Amsterdam is dat percentage 82. In Den Bosch ligt dat percentage met 94 aanzienlijk hoger. Arnhem en Den Haag blijven dicht bij het landelijk gemiddelde.
De Amsterdamse vergevingsgezindheid blijkt ook uit het aantal gegronde klachten zonder maatregel. De Amsterdamse tuchtrechter kwam van 2014 tot en met 2018 71 keer tot dat oordeel. Geen enkel andere raad strijkt zo vaak over het hart. In Den Bosch gebeurde dat slechts 23 keer.
Arnhem
Ook qua aard van de maatregelen blijken er verschillen tussen de regio’s. Daar is het de Arnhemse raad die zich onderscheidt. De raad van discipline Arnhem-Leeuwarden legt minder vaak de zwaarste maatregelen op. In de afgelopen vijf jaar besloot de Arnhemse tuchtrechter in 11 procent van de gegronde klachten tot onvoorwaardelijke schorsing of schrapping. In Den Bosch (14 procent), Den Haag en Amsterdam (beide 16 procent) gebeurde dat relatief vaker. Arnhem kiest eerder voor voorwaardelijke schorsing.
De verschillen tussen de raden laten zich moeilijk verklaren. Mogelijk is van invloed dat de Amsterdamse regio veel grote transactiepraktijken kent, met grote bedrijven als cliënt. Die lopen wellicht minder snel tegen een tuchtzaak aan dan een klein familierechtkantoor in het oosten van het land. Deken Henrichs zegt het beeld dat de raad in Amsterdam mild zou zijn, niet te herkennen. ‘De advocaten die hier verschijnen, hebben bepaald geen gezellig dagje. We acteren heel kritisch en scherp. Dat is het tegendeel van het idee dat je als beroepsgenoten de zaken als onderonsje afhandelt.’
Joost van Dijk herkent de grote regionale verschillen wel. ‘Ik zag vanuit het Hof van Discipline dat de ene raad veel milder beoordeelde en strafte dan de andere. Dan werd er heel voorzichtig met collega’s omgegaan. Vanwege de goede relatie met de achterban. Zo van, we moeten straks met z’n allen ook weer gezellig aan het jaardiner zitten. Dat kan natuurlijk niet; je bent een rechterlijk college, geen bewaker van de goede sfeer.’
Tuchtrechter Van Osch waagt zich niet aan een verklaring. ‘Enkel op basis van getallen is het lastig conclusies te trekken. Dan zou je nader onderzoek moeten doen, bijvoorbeeld naar de zwaarte van de klachten. Het kan aan de aard van de zaken liggen.’
De Leon-van den Berg van Disciplina vindt het hoog tijd dat de raden hun interne richtlijnen openbaren. ‘Ze schijnen te bestaan, maar we kennen ze niet en weten niet wat erin staat. We zijn er wel reuze benieuwd naar.’
Oriëntatiepunten
Volgens Van Osch zijn er geen uniforme richtlijnen voor de strafmaat. ‘In het strafrecht heb je oriëntatiepunten voor straftoemeting. Die hebben we niet, dat zou wel mooi zijn. Wel is er een paar keer per jaar regulier overleg tussen de raden. Daar wordt niet gesproken over individuele zaken, maar over algemene kwesties. ‘De richtlijn proceskostenveroordeling is op die manier tot stand gekomen, om meer uniformiteit te creëren.’
Het Hof van Discipline is wel ooit aan begonnen aan een onderzoek naar oriëntatiepunten voor straftoemeting, weet Van Osch. Dat onderzoek ligt echter al weer jaren stil. Een woordvoerder van het hof meldt namens voorzitter Zuidema ‘dat er momenteel geen verdere ontwikkelingen te melden zijn, maar het onderwerp heeft wel de aandacht’.