Het verschoningsrecht is er niet voor de advocaat, maar voor de rechtzoekende, en de maatschappij als geheel, onderstreept de NOvA. ‘De stelling dat de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht “lastig” zouden zijn voor de opsporing en dat dus tot inperking ervan moet worden overgegaan, miskent dat belang.’
Over de aard en omvang van het verschoningsrecht bestaan volgens de NOvA onduidelijkheden en misvattingen. Recent zijn hierover ook Kamervragen gesteld aan de minister van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming.
Dat het publieke debat over dit onderwerp op basis van de juiste feitelijke en juridische uitgangspunten en argumenten wordt gevoerd, vindt de NOvA belangrijk. Om hieraan een bijdrage te leveren, stuurde de beroepsorganisatie van de advocatuur deze week een Kamerbrief. Algemeen deken Johan Rijlaarsdam wijdt zijn blog ook aan het belang van het verschoningsrecht.
De NOvA gaat hierover dit najaar opnieuw het gesprek aan met het Openbaar Ministerie. Rijlaarsdam: ‘We zullen de staande magistratuur ook dan weer wijzen op haar verplichtingen om de vertrouwelijkheid van communicatie tussen advocaat en cliënt te respecteren. Feit is dat dit in de praktijk van de opsporing nu namelijk onvoldoende gebeurt, en dat is zeer verontrustend. Werk aan de winkel.’