Ik had verwacht dat de orde zich hierover stevig zou roeren. Dat de deken onder het aanroepen van Quintilianus het recht op pleidooi had bepleit. Maar het bleef muisstil. Het is slechts een naamswijziging, wordt er nu gezegd. Niets aan de hand. Het pleidooi in een civiele procedure heet voortaan een mondelinge behandeling, en dat is alles.
Dat moge zo zijn, maar een mondelinge behandeling is beslist geen pleidooi. Het is vooral het spreekuur van de rechter die dan zijn vragenrondje houdt, zoals we dat al kennen van de comparitie. Vaak verwordt dit vragenuurtje tot een kringgesprek. Met aan het eind de obligate formule: ‘Jullie kunnen zo nog lang doorprocederen maar helemaal gelijk krijgt er toch niemand. Dus als we het vandaag nu eens oplossen met elkaar.’
Het werkt af en toe. Maar het is meestal een vergeefse bloedeloze bezwering van een onvermijdelijk conflict. Er zijn geschillen die niet te overbruggen zijn. Geschillen waar de rechter een hard en duidelijk vonnis moet wijzen. Zoals er ook geschillen zijn waar een vurig pleidooi geboden is. Toch denkt de Rechtspraak daar kennelijk anders over. Begin dit jaar schreef de Raad voor de rechtspraak over de afschaffing van het pleitrecht aan minister Dekker: het klassieke pleidooi past niet meer in het moderne civiele proces.
Laat dat eens goed doordringen. Na tweeduizend jaar wordt met een pennenstreek doorgehaald wat voor de burger nog altijd de kern is van het juridische proces. Pleiten duurt te lang, vindt de wetgever. In de minutenmachine van het recht prevaleert de efficiëntie.
Met de afschaffing van het pleidooi wordt genegeerd dat de procederende burger vaak maandenlang uitkijkt naar het moment dat zijn zaak wordt bepleit. Boosheid en verontwaardiging over ervaren onrecht vinden hun weg in een goed pleidooi, gesublimeerd in zinnen die de cliënt instemmend knikkend aanhoort. Dat kan zelden in slechts tien minuten. Dat er advocaten zijn die er een zielloze monotone voordracht van maken, is geen argument om het af te schaffen. Het pleidooi is immers bij uitstek het middel om na de droge uitwisseling van feiten en argumenten de emotie toe te voegen en op te wekken.
Aan het begin van de vorige eeuw werden civiele pleidooien en de betrokken advocaten in vaste rubrieken aangekondigd in de krant. De openbaarheid van rechtspraak manifesteert zich juist op het moment dat de zaak bepleit wordt. Het pathos is volgens de klassieke retorici van grote waarde om te overtuigen in een rechterlijke procedure. En het is het pathos dat op 1 oktober dreigt te sneuvelen. Cicero draait zich om in zijn graf.