Het leven van Bert Bult nam in 2006 een zeer dramatische wending. Zijn vrouw kwam bij een ongeval te overlijden en drie van zijn kinderen raakten ernstig gewond. Hij vertelt: ‘Je bent als slachtoffer enorm kwetsbaar. Naast je verdriet sta je voor de taak te zorgen dat je kinderen psychische, lichamelijke en praktische begeleiding krijgen. Als de verzekeraar dan niet-thuis geeft, heb je een letselschadeadvocaat keihard nodig.’ Bult en zijn advocaat leverden acht jaar strijd met Delta Lloyd over diverse vergoedingen.
Maar gaandeweg kreeg Bult het gevoel dat zijn raadsvrouw wel erg met de verzekeraar meedacht. Toen hij op zoek ging naar een ander kwam hij erachter dat zijn advocaat, zonder het hem te vertellen, ook zaken vóór Delta Lloyd was gaan doen.
De schok was groot. ‘Deze advocaat heeft voor mij met die verzekeraar een deelregeling getroffen voor mijn schade. Ik weet nu niet meer of ik een goede deal heb. Ze had een wezenlijk belang bij een goede relatie met de verzekeraar.’
Bult stapte naar de tuchtrechter maar kreeg nul op het rekest. Hij had benadrukt dat het om letselschadezaken bij dezelfde afdeling ging, maar de advocaat wees op de omvang van de verzekeraar en zei dat het om adviezen van een andere orde ging, met andere behandelaars.
Het hof van discipline oordeelde in 2018 dat er geen tegenstrijdig belang was omdat het niet om dezelfde zaak ging en er ook geen (toekomstig aannemelijk) verband was. Volgens het hof was het al met al beter geweest als de advocaat haar cliënt had geïnformeerd en had uitgelegd waarom haar optreden voor de verzekeraar zijn belangen niet zou schaden, maar tuchtrechtelijk verwijtbaar: nee.
Cliënt Bult voelde zich nogmaals in de steek gelaten.
LSA
Kán het – is het wenselijk – dat een advocaat voor de wederpartij gaat optreden zonder iets tegen de cliënt te zeggen? Advocaten die lid worden van de Vereniging van Letselschade Advocaten (LSA) moeten een kwaliteitsverklaring ondertekenen. Artikel 25 daarvan luidt: ‘Ik controleer in een zo vroeg mogelijk stadium of sprake is van belangentegenstelling en in het bijzonder of ik geen opdrachten heb aanvaard van de aansprakelijkheidsverzekeraar met wie discussie bestaat over de vordering van een cliënt slachtoffer.’ Dit lijkt erop te duiden dat optreden voor de verzekeraar die overhoopligt met een bestaande cliënt niet mag, in ieder geval niet zolang de zaak loopt.
Naar verluidt was de advocaat van Bult lid van de LSA. Maar LSA-voorzitter Armin Vorsselman houdt zich op de vlakte ‘omdat uit de uitspraak niet blijkt dat sprake is van een LSA-advocaat en het bestuur van de LSA niet bekend is met een lid dat in de kwaliteitsverklaring heeft aangegeven niet aan artikel 25 te hebben voldaan of de kwaliteitsverklaring onjuist heeft ingevuld’. Een LSA-lid is zelf verantwoordelijk voor naleving van de kwaliteitsverklaring, voert zelf de controle uit en maakt zijn eigen afwegingen, stelt Vorsselman. Volgens hem is de bepaling uit de kwaliteitsverklaring een vertaling van de kernwaarde onafhankelijkheid. ‘Wij zijn geen tuchtrechtelijke instantie, maar als zou blijken dat een LSA-lid de kwaliteitsverklaring onjuist heeft ingevuld, is dat vanzelfsprekend reden om dat lid daarop en het eventueel achterliggende gedrag aan te spreken.’
Michel de Ridder (KBS Advocaten) is ook LSA-lid. Hij treedt vooral op voor verzekeraars en incidenteel ook voor slachtoffers. De uitspraak in de zaak van Bert Bult vindt hij opmerkelijk. ‘Je kunt erover discussiëren, het had ook een waarschuwing kunnen worden. Dat de klacht is ingediend, geeft wel aan dat de schijn van partijdigheid is gewekt, en dat is niet goed voor het vertrouwen in de advocatuur. Dat mag je niet schaden, zegt gedragsregel 1.’
Optreden tegen en voor dezelfde verzekeraar mag volgens De Ridder in het algemeen niet, tenzij beide partijen instemmen. Onder omstandigheden kan het toch toelaatbaar zijn, vindt hij. ‘Bijvoorbeeld: gaat het om een andere afdeling, kennen de behandelaars bij de verzekeraar elkaar? Je wilt waarborgen dat de advocaat het maximale eruit sleept voor de cliënt, daar gaat het om. Bij de cliënt behoort daar geen enkele twijfel over te kunnen ontstaan.’
Volgens De Ridder is die passage uit de LSA-kwaliteitsverklaring ‘een codificatie van wat wij rechtens juist vinden’. Maar zo strak als het er staat wordt het dus niet nageleefd.
Bart Holthuis (JPR Advocaten) is voormalig voorzitter van de LSA. Ook hij is van ‘het gemengde bedrijf’. Dat is nuttig, zegt hij: ‘Je leert hoe bij de verzekeraar de hazen lopen, en dat komt ook de belangenbehartiging van slachtoffers ten goede.’
Toch treedt Holthuis in letselschadezaken alleen op voor slachtoffers. En zaken voor en tegen dezélfde letselschadeverzekeraar, daar begint hij überhaupt niet aan. ‘Ik zou het wel kúnnen: je hebt natuurlijk advocatenbloed, je wilt het beste voor je cliënt. Maar dan ligt de schijn van belangenverstrengeling op de loer. Als ik de cliënt adviseer het voorstel te accepteren, kan hij denken: spreekt hij nu in mijn belang, of zegt hij dat omdat hij meer zaken van de verzekeraar wil krijgen?’
Zekerheid
Probleem voor ‘gemengde’ advocaten is dat verzekeraars het tegen je zouden kunnen gebruiken als je principieel niet tegen (voormalige) cliënten optreedt, zegt zowel Holthuis als De Ridder. Als ze jou liever niet als wederpartij hebben, dan geven ze je gewoon één zaak, zodat je tegen hen niet meer vrijstaat.
Bij particulieren, vindt Holthuis, is er reden om extra zorgvuldig te zijn. Letselschadecliënten hebben al veel ellende achter de rug en hebben de emotionele behoefte aan zekerheid dat je aan hun kant staat. Holthuis: ‘Het draait allemaal om communicatie. Stel dat je vijf zaken voor een verzekeraar hebt gedaan en er meldt zich een particuliere cliënt met een zaak tegen die verzekeraar. Dan moet je zeggen: ik heb eerder zaken voor hen gedaan, dus ik moet hun wel toestemming vragen, vind je dat een bezwaar? Dan kan de cliënt besluiten naar een ander te gaan.’
Maar advocaten laten de zaak niet graag lopen. Dus ziet Holthuis het tegenovergestelde gebeuren: men sluit, buiten de nieuwe cliënt om, eerst kort met de verzekeraar, in de hoop dat die zegt: je mag die zaak wel voor mij doen. Niet netjes, vindt Holthuis. ‘Het druist tegen mijn gevoel in dat je niet met de cliënt overlegt en wel met de wederpartij.’
Martijn Zwennes (Spuistraat 10 Advocaten), aspirant LSA-lid, treedt helemaal niet op voor verzekeraars, maar dat is geen principiële keuze. Als de advocaat in de zaak van Bult haar cliënt bewust niet zou hebben geïnformeerd, vindt hij dat kwalijk. ‘Maar ik ga ervan uit dat ze gewoon is vergeten hem te informeren. Ze had bij de verzekeraar gecheckt en die zag geen probleem, dus kon ze vol gaan voor haar cliënt.’
Natuurlijk kan dat de cliënt een naar gevoel geven, maar niet elk twijfelgeval levert tuchtrechtelijke verwijtbaarheid op, aldus Zwennes. ‘Delta Lloyd gaat echt geen druk uitoefenen op de advocaat om zich in die zaak tegen hen gedeisd te houden, zo werkt het niet.’
En innerlijke druk, om toch maar liever geen problemen met die lucratieve verzekeraar te krijgen? ‘Ja, als je denkt: ik had hier wel een testcase van willen maken maar laat ik dat maar niet doen, dan zie je een conflict of interest aankomen. Dan moet je eerlijk zijn tegen jezelf. Dat geldt bijvoorbeeld ook bij de regel dat je geen belang mag hebben bij de uitkomst van de zaak. Misschien heb je wel genoeg van de zaak, of denk je: als we in hoger beroep gaan kan ik nog eens veertig uur schrijven. Er kunnen allerlei diffuse belangen op de achtergrond meespelen. Altijd eerlijk zijn tegen jezelf is niet makkelijk.’
Dapper
Henk Kersting (Advocaten Amsterdam Noord) is scherper. Hij is lid van de specialisatievereniging Advocaten voor Slachtoffers van Personenschade, die sinds 2008 de LSA-leden verenigt die nadrukkelijk alleen voor slachtoffers optreden. ‘Wat hier gebeurd is, daar lusten de honden geen brood van. Deze cliënt koos juist deze advocaat omdat die niet optrad voor verzekeraars. Mijn ervaring is dat het niet vaak voorkomt dat cliënten dat van tevoren nadrukkelijk vragen. Het hof van discipline had de voorgeschiedenis, dat deze cliënt dat juist wel deed, moeten meenemen in zijn beoordeling.’
Kersting noemt het dapper dat de cliënt een klacht indiende. Hij zou willen weten of de tweede advocaat er voor de cliënt meer uit heeft gehaald, maar ook zonder dat staat voor hem vast: ‘Dit zou niet moeten kunnen.’
Cliënt Bult verloor het vertrouwen in de onafhankelijkheid van zijn advocaat, terwijl de tuchtrechter het gedrag van Bults advocaat niet klachtwaardig vond. De meeste advocaten kijken liefst van geval tot geval en de ‘gemengde’ beroepsvereniging stelt zich formeel en afhoudend op. Wel laat voorzitter Vorsselman nog weten dat ‘het bestuur van de LSA artikel 25 van de kwaliteitsverklaring naar aanleiding van de uitspraak nogmaals uitdrukkelijk onder de aandacht van haar leden zal brengen’.
De zaak van Bert Bult is te vinden op tuchtrecht.nl: RvD Amsterdam 22 december 2017, nr. 17-633/A/A, ECLI:NL:TADRAMS:2017:287; HvD 15 juni 2018, nr. 180020, ECLI:NL:TAHVD:2018:108. Zie ook Advocatenblad.nl: Mr. X mag cliënt en wederpartij bedienen.