In een overzichtsuitspraak van april 2019 sprak de Afdeling bestuursrechtspraak zich uit over de betekenis en toepassing van uitspraken in vreemdelingenzaken die zij met een verkorte motivering afdoet. In de praktijk stuiten deze uitspraken soms op onvrede, omdat de Afdeling alleen met korte standaardoverwegingen aangeeft waarom hoger beroep tegen een uitspraak van de rechter niet slaagt.
Advocaten, rechters, vertegenwoordigers van de IND en wetenschappers overlegden naar aanleiding hiervan twee keer in door de Afdeling bestuursrechtspraak georganiseerde bijeenkomsten. Deze gesprekken hebben geleid tot een nieuwe werkwijze van de Afdeling die per 1 januari van dit jaar is ingegaan.
Vanaf dit jaar gaat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vaker uitspraken in bestuurszaken doen met een beknopte motivering. ‘Het gaat dan om zaken waarbij er iets schort aan de uitspraak van de rechtbank, ook al leidt dit niet steeds tot vernietiging van die uitspraak,’ licht de Raad van State toe. ‘Deze uitspraken worden niet op grond van artikel 91, tweede lid van de Vreemdelingenwet gedaan, want ze worden juist uitgeschreven, zonder gebruik te maken van de verkorte motivering.’
In andere zaken, waarin de RvS er wel voor kiest om het hoger beroep met die verkorte motivering (op grond van artikel 91, tweede lid van de Vreemdelingenwet) af te doen, zal zij vaker dan voorheen gaan uitleggen waarom zij daarvoor kiest, door gebruik te maken van die korte, toelichtende standaardzinnen.
Onafhankelijke wetenschappers zullen dit jaar onderzoeken of de nieuwe werkwijze oplevert wat de Afdeling bestuursrechtspraak daarvan verwacht, schrijft de Raad van State in het persbericht. De resultaten van dat onderzoek worden in het eerste kwartaal van 2021 gepubliceerd.
Vertrouwen in de rechtspraak
Hij voegt daar in een telefonische reactie aan toe: ‘Elke vorm van meer openheid, betere motivering kan ik alleen maar toejuichen. Wel zal de praktijk moeten uitwijzen hoe dit uitwerkt. Wordt hiermee het gevoel van “oneigenlijk gebruik maken” van de mogelijkheid zaken ongemotiveerd af te doen weggenomen?’