Sinds kort heeft de Hoge Raad zijn taalgebruik naar wordt gezegd vereenvoudigd. Het doel van deze vereenvoudigingsoperatie is het kweken van beter begrip bij de burger over de inhoud van een arrest. Hoewel het woord ‘arrest’ de gemiddelde burger de stuipen op het lijf jaagt, omdat die hierbij in een natuurlijke reflex denkt aan een arrestatieteam van schrikbarende omvang, heeft de Hoge Raad het niet aangedurfd dit wettelijke begrip in zijn streven naar vereenvoudiging te betrekken. Een verwerping van het cassatieberoep op basis van art. 81 lid 1 Wet RO luidt sinds kort als volgt:
‘De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).’
Zoals we kunnen zien, begint het met het intrappen van een open deur. De blijde boodschap dat de Hoge Raad de klachten heeft beoordeeld, berust immers op een wettelijke verplichting. Eenieder die een klacht over een uitspraak bij de Hoge Raad deponeert, heeft dan ook het rotsvaste geloof dát de Hoge Raad, zoals de wet voorschrijft, de klachten inderdaad zal beoordelen. De uitleg die de Hoge Raad vervolgens geeft over het niet-verstrekken van een motivering stuit bij de gemiddelde rechtzoekende op onbegrip. Want ook na de introductie van deze formulering nieuwe stijl, moet ik als cassatieadvocaat daags na het arrest mijn cliënten steevast uitleggen wat de Hoge Raad nu precies bedoelt. Dat lukt niet altijd.
Tijd en geld
Mijn clientèle begrijpt nog net wel dat sprake is van een onheilspellende boodschap. Maar waarom het niet nodig is om in hun zaak een antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht ontgaat ze volledig. Kan de Hoge Raad misschien uitleggen wat verstaan wordt onder ‘het recht’, zo hoor ik ze regelmatig vertwijfeld en wanhopig vragen. Mijn antwoord luidt altijd bevestigend. Met de toevoeging dat dit te veel kostbare tijd en belastinggeld kost.
Niet zelden pleeg ik ook bestookt te worden met vergelijkbare gevallen, waarin volgens mijn gedetineerde clientèle, die dankzij de verzwaring van straffen meer tijd ter beschikking heeft zich in het strafrecht te verdiepen, een totaal andere uitkomst uit de bus is gerold. De Hoge Raad zal dat toch wel weten, hoor ik ze afwisselend geëmotioneerd en verontwaardigd opmerken. Hoezo dan geen antwoord op vragen die van belang zijn voor de eenheid van het recht? Weer pleeg ik dan geduldig, ondanks de schrale toevoegingsvergoeding, het vermoedelijke antwoord van de Hoge Raad voor mijn rekening te nemen.
Kortom, het zou een heleboel duidelijkheid verschaffen indien de Hoge Raad voortgaat op de ingeslagen weg van duidelijkheid verschaffen door vereenvoudigd taalgebruik en de hiervoor weergegeven standaardmotivering uitbouwt. Het begin is er, maar er is wat dit betreft nog een hoop werk aan de winkel.
Gerard Spong is strafadvocaat in Amsterdam. Hij treedt zowel op in feitelijke aanleg (bij rechtbank en hof) als in cassatie (bij de Hoge Raad).