Vanwege de steeds complexer wordende juridische domeinen en specialisatiewensen is de Nederlandse orde van advocaten van oordeel dat de advocaat vandaag de dag zich verder dient te specialiseren. Dat komt, zo wordt geredeneerd, enerzijds de kwaliteit ten goede en heeft anderzijds als voordeel dat het aldus voor de consument makkelijker wordt om een advocaat met de gewenste specialiteit te kunnen vinden.
Dat zijn te respecteren doelstellingen, het is alleen de vraag of dat ten koste moet gaan van het vaardighedenonderwijs. Middels de Wijzigingsverordening kwaliteitsbevorderende maatregelen, die in januari 2019 in werking trad, zijn diverse maatregelen getroffen. Daarbij is echter, hoewel de naam van de Wijzigingsverordening dat doet vermoeden, geen sprake van kwaliteitsbevordering in algemene zin. In de drang naar verdergaande specialisatie is het ontwikkelen van kennis tot het hoogste goed van de advocaat verheven en valt het vaardighedenonderwijs jammerlijk buiten de boot van de Permanente Opleiding.
Zo is in de Verordening op de Advocatuur (Voda) artikel 6.32 ingevoerd, welk artikel ziet op de registratie van rechtsgebieden.1 Voorts is de tekst van artikel 4.4 leden 1 en 2 Voda met betrekking tot de opleidingspunten, aangepast.(voetnoot 2)
Wat betekent dit in de praktijk voor het vaardighedenonderwijs?

twee voorbeelden

Voor de advocaat die zich op twee hoofdrechtsgebieden registreert, geldt allereerst de algemene regel van artikel 4.4 lid 1 Voda inhoudende dat hij jaarlijks minimaal twintig punten dient te behalen. Daarvan dient ingevolge lid 2 ten minste de helft (tien punten) behaald te worden per rechtsgebied waarop registratie plaatsvindt. In geval van twee rechtsgebieden resulteert dat dus in tweemaal tien punten en daarmee is dan ook meteen voldaan aan het vereiste van de jaarlijks te behalen reguliere twintig punten.
Dient wel nog de vraag te worden beantwoord hoe die tien punten per rechtsgebied dienen te worden ingevuld. Dat wordt in het eerste lid van artikel 4.4 Voda bepaald. De helft dient betrekking te hebben op ‘juridische activiteiten’. De term ‘juridische activiteiten’ doet vermoeden dat vaardigheden, die toch zeker enige activiteit vergen, daaronder ook begrepen worden. Hier wordt de lezer echter op het verkeerde been gezet, hetgeen pas duidelijk wordt na lezing van de toelichting: onder de term ‘juridische activiteiten’ wordt verstaan; het ‘onderhouden en ontwikkelen van inhoudelijk juridische kennis’.(voetnoot 3)
Met twee rechtsgebieden als specialisatie is er dus geen ruimte meer over om binnen de reguliere opleidingspunten ook nog punten voor het vaardighedenonderwijs in te brengen.
Wellicht is er nog ruimte voor vaardigheden bij registratie voor één hoofdrechtsgebied?
Helaas, registratie op één hoofdrechtsgebied biedt ook geen soelaas als het op waardering voor het vaardighedenonderwijs binnen de reguliere opleidingspunten aankomt.
Ook hier moet voor de bedoeling van de tekst de toelichting ter hand genomen worden. Daarin wordt bepaald dat er naast de tien vakinhoudelijke punten per rechtsgebied óók nog eens tien punten behaald dienen te worden op het gebied van ‘kennis’ (zie voetnoot 3). Op welke kennis dat dan ziet, is mij niet duidelijk, maar kennis is in ieder geval iets anders dan vaardigheden. Of het zou moeten zijn – en dan interpreteer ik de kwestie creatief – dat het volgen van een vaardighedencursus leidt tot kennis over die vaardigheden, zodat aldus de daarvoor behaalde punten alsnog als reguliere opleidingspunten kunnen worden binnengehengeld. Maar zo wordt het wel een semantische discussie.
Ik kan niet anders dan tot de slotsom komen dat alleen kennis binnen de reguliere puntentelling kan worden ingebracht, want ook de optie dat de term ‘kennis’ wellicht als verzamelterm voor kennis én kunde wordt gebruikt, gaat niet op. Zo wordt in de paragrafen 4.1 en 4.3 Voda (voetnoot 4) die gaan over de vakbekwaamheid en deskundigheid van de advocaat, expliciet gesproken over ‘kennis en kunde’ en komt in de opleidingsparagraaf 4.4 de term ‘kunde’ in de wettekst noch in de toelichting meer voor. Dat duidt dus op een welbewust gemaakt onderscheid.

Achterdeur

Uit het voorgaande volgt dat voor de advocaat de verplichting bestaat om op grond van artikel 4.3 Voda zijn kennis en kunde aantoonbaar te onderhouden en te ontwikkelen, maar dat daartoe voor wat de kunde betreft, vervolgens geen gelegenheid wordt geboden binnen de reguliere Permanente Opleiding. Aldus zijn de vaardigheden geruisloos via de achterdeur van de toelichting buiten de opleidingsregeling gewerkt.
Daarbij wordt dan wel, onder verwijzing naar de artikelen 4.1 en 4.3 Voda, een uitdrukkelijk appel op de advocaat gedaan om zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen voor het onderhoud en de ontwikkeling van zijn eigen vakbekwaamheid.(voetnoot 5)
Waar het dus in feite komt op neerkomt, is dat de advocaat die naast kennis ook zijn vaardigheden wil ontwikkelen, per definitie extra opleidingspunten dient te behalen naast de twintig reguliere opleidingspunten.
In de rechterlijke macht wordt inmiddels stevig ingezet op trainingen in gesprekstechnieken, regievoering ter zitting en interviewtechnieken. In het nieuwe format van de zaaksbehandeling houdt de rechter de touwtjes steeds strakker in handen. Het pleidooi is afgeschaft, de spreektijden verkort en staand een betoog voeren is in de meeste gevallen verleden tijd. De rechter neemt steeds meer de regie, maar ook de cliënt wordt steeds mondiger en de concurrentie van andere beroepsgroepen heviger. Verdergaande digitalisering is de toekomst.
Kortom, de advocatuur ziet zich voor veel uitdagende veranderingen gesteld die vragen om verdere ontwikkeling van de diverse vaardigheden; communicatie-, presentatie-, en gesprekstechnieken, houding, uitstraling en overtuigingskracht. Het belang van deze vaardigheden kan niet genoeg worden benadrukt, omdat juist daardoor een advocaat zich weet te onderscheiden en het verschil kan maken. Wat heb je immers aan een uitmuntende boodschap als je hem niet weet te verkopen?

Conclusie

De borging van het vaardighedenonderwijs binnen de Permanente Opleiding is losgelaten en er is slechts een eenzijdig keuzemenu van kennisvergaring overgebleven.
De advocaat-specialist verdient in een steeds complexere wereld echter niet alleen ondersteuning en aanmoediging bij het onderhouden en ontwikkelen van zijn intellectuele capaciteiten maar óók – en misschien wel júíst – ondersteuning en aanmoediging bij het onderhouden en ontwikkelen van zijn professionele vaardigheden.
De ware specialist toont zich immers in de wijze waarop hij – op een bij zijn taak en zaak passende wijze – in staat is zijn opgedane kennis voor het voetlicht te brengen en daarmee zijn toehoorder weet te overtuigen. Gedegen opleiding in vaardigheden kan hem daarbij helpen. Ik pleit dan ook voor een meer evenwichtige regeling waarin zowel opleidingsmogelijkheden voor kennis als voor kunde zijn opgenomen en geborgd.

Carolijn Beckers verzorgt communicatietrainingen, onder meer voor juristen.

Noten
1. 1 Paragraaf 6.9, artikel 6.32 Voda Registratie rechtsgebiedenregister
2. 1. Een advocaat registreert zich op het tableau op ten minste één en ten hoogste vier rechtsgebieden waarop hij tien opleidingspunten als bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, heeft behaald, aan de hand van een lijst van rechtsgebieden, bedoeld in het vijfde lid.
3. 2. Een advocaat die in het voorafgaande kalenderjaar op een desbetreffend geregistreerd rechtsgebied tien opleidingspunten als bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, heeft behaald, maakt openbaar en publiekelijk toegankelijk bekend dat hij staat geregistreerd op een wijze overeenkomstig het model, bedoeld in het vierde lid.
4. 2 Artikel 4.4 leden 1 en 2 Voda Opleidingspunten
5. 1. Een advocaat behaalt elk kalenderjaar ten minste twintig opleidingspunten, waarvan ten minste de helft betrekking heeft op juridische activiteiten op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied.

Advertentie