Mr. X kende cliënt H al jaren. Hij had hem bijgestaan toen de man straf- en civielrechtelijk werd aangesproken omdat hij als algemeen directeur van een BV ten onrechte allerlei kosten bij zijn werkgever in rekening had gebracht. H kreeg daarvoor een taakstraf wegens verduistering en oplichting, en betaalde een stevige schadevergoeding.
Toen H met de aandeelhouder van een BV aan kwam zetten omdat beide partijen met elkaar wilden samenwerken, liet mr. X zich in algemene bewoordingen verzekeren dat iedereen alles van elkaar wist en ging hij aan de slag. Hij stelde (mede) in opdracht van de aandeelhouder een samenwerkingsovereenkomst op. Hij zorgde ervoor dat de bestuurder van de BV door H werd vervangen. Vervolgens voerde hij allerlei opdrachten van H uit, zonder de BV of de (indirect) aandeelhouder daarin te kennen. Zo stelde hij uitsluitend op verzoek van H een koopovereenkomst op, waarbij de aandeelhouder de helft van de zijn aandelen voor 1 euro aan de BV van H zou verkopen. Van die BV was mr. X inmiddels zelf benoemd tot vervangend bestuurder.
Intussen gingen alle declaraties naar de BV, ook voor kwesties waar de BV niets aan had.
Toen de indirect aandeelhouder een sms-je kreeg waarin H’s criminele verleden werd gesuggereerd, was het snel gedaan. In september 2017 werd H ontslagen. Niet lang daarna volgde het faillissement.
De raad van discipline in Den Bosch legde naar aanleiding van klachten van de curator respectievelijk de direct en indirect aandeelhouder schorsingen op van een week voorwaardelijk en twee weken onvoorwaardelijk. Maar dat vindt het Hof van Discipline in appel te weinig.
Mr. X had zich er expliciet van moeten vergewissen dat de onderneming het strafrechtelijk verleden van H kende en bewust de risico’s aanvaardde, uiteraard zonder de geheimhoudingsplicht jegens H te schenden.
Ook had mr. X in de uitvoering van de opdracht de belangen van (de eigenaren van) de onderneming onvoldoende voor ogen gehad. Hij was volledig afgegaan op H. Door bestuurder te worden van diens BV had hij bovendien zijn onafhankelijkheid prijs gegeven. Dieptepunt was wel die aandelenkoopovereenkomst, vond de tuchtrechter. De onderneming was ten onrechte nergens over geïnformeerd maar kreeg wel de rekeningen gepresenteerd.
Schending van de partijdigheid, de onafhankelijkheid en de (financiële) integriteit, en mr. X leek dat niet te begrijpen. De klacht van de aandeelhouders werd een schorsing van zes weken waarvan vier voorwaardelijk; die van de curator drie weken waarvan twee voorwaardelijk.