Een steen in de vijver van de advocatuur. Zo kan het nieuwe verdienmodel BrandMR gerust genoemd worden. Niet alleen de doelgroep en de prijszetting van BrandMR zijn anders, ook het eigenaarschap wijkt af van wat gebruikelijk is. En toegestaan wordt, door de NOvA. Vergroot deze innovatie de toegang tot het recht of bedreigt die de kernwaarden van de advocatuur? Krijgt de nieuwkomer groen licht en wordt zo de poort opengezet voor meer bedrijfsformules?
De feiten. In oktober 2019 lanceert schaderegelingskantoor SRK het consumentenmerk BrandMR. Via BrandMR gaan advocaten in loondienst van SRK ook rechtsbijstand verlenen aan niet-verzekerden, tegen vaste tarieven. De nieuwe dienst richt zich op de groep middeninkomens die niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, onverzekerd is en die de uurtarieven van reguliere advocaten niet kan of wil betalen. SRK claimt hiermee een grote groep ‘rechtmijders’ te bereiken.
De constructie van BrandMR botst met de Verordening op de advocatuur (Voda). Die stelt dat advocaten die werken voor een verzekeraar alleen verzekerde cliënten mogen bijstaan. Net zoals inhouse-advocaten (Cohen-advocaten) van Shell alleen voor de oliemaatschappij werken. De regels gelden als waarborg voor de onafhankelijkheid. Wanneer de werkgever van een advocaat zelf geen advocaat is en puur een winstoogmerk heeft – zo is de redenering – dan kunnen door commerciële druk bepaalde kernwaarden in de verdrukking te komen.
Het overtreden van de regels is voor de Haagse orde – SRK is gevestigd in Den Haag – reden te sommeren de website van BrandMR offline te halen. Daarop dient SRK bij toezichthouder ACM een verzoek in om op te treden, omdat de bewuste Voda-bepalingen (artt. 5.9 en 5.11) in strijd zouden zijn met mededingingswetgeving. In februari dit jaar wijst de ACM dit verzoek voorlopig af en geeft ze de NOvA bedenktijd een standpunt in te nemen. De NOvA zegt de kwestie in ‘breder perspectief’ te bekijken en betrekt daarbij ook andere ‘alternative business structures’. De algemene raad van de NOvA komt dit voorjaar met een voorstel richting college van afgevaardigden.
SRK vindt dat te lang duren en heeft zich inmiddels tot de civiele rechter gewend.
Kasteelmuren
Voorstander van BrandMR is hoogleraar toegepaste economie Barbara Baarsma. ‘Hopelijk lukt het ze de kasteelmuren te slechten die de NOvA en de beroepsgroep hebben opgetrokken om de concurrentie buiten te houden.’ Baarsma, tevens directeur Rabobank Amsterdam, deed onderzoek naar marktwerking en toegankelijkheid in de juridische sector en concludeerde dat die veel te wensen over laten. ‘De NOvA doet flink aan zelfregulering door het formuleren van strenge kwaliteitseisen en structuurregels, zoals die rond het eigenaarschap. Dat gebeurt niet louter uit publiek belang maar soms ook uit welbegrepen eigenbelang. Hoe minder nieuwe toetreders, hoe beter de bestaande advocatenkantoren de poet onderling kunnen delen.’
Tegenover dit private belang moet volgens Baarsma het publieke belang meer gewicht krijgen. Zoals het openen van de advocatenmarkt voor kwetsbare doelgroepen zoals de middeninkomens waar BrandMR zich op richt. ‘Daar is een marktmeester zoals de ACM voor nodig,’ meent Baarsma. ‘Die moet de belangenafweging van de NOvA toetsen, want een monopolie van de advocatuur zorgt voor een beperkte keuzevrijheid, weinig vernieuwing en hogere kosten van de toegang tot het recht.’
Erik Brouwer van SEO Economisch Onderzoek vindt BrandMR een positieve ontwikkeling. Brouwer is bijzonder hoogleraar innovatie en mededinging, een leerstoel aan Tilburg University gefinancierd door de ACM. ‘Het is goed als het hekwerk rond de advocatenmarkt lager wordt. Het middensegment waar BrandMR zich op richt, beslaat geen vijftig procent van de rechtzoekenden zoals zij claimen, zo’n enorm gat in de markt is niet realistisch. Maar het is wel een substantiële groep potentiële klanten.’ Mocht de NOvA besluiten om de deur dicht te houden voor deze vernieuwing, dan verwacht Brouwer actie van de ACM of de minister. ‘Een van beide komt dan waarschijnlijk in beweging.’
Dat is precies wat minister Dekker voor Rechtsbescherming eind februari in de Tweede Kamer zei, gevraagd naar de stand van zaken rondom BrandMR. ‘Mocht de orde het toch willen houden zoals het is, dan zal ik vanuit het belang van goede juridische beroepen en een goede toegang tot het recht voor alle doelgroepen, ook voor middengroepen, kijken of dat nog wel echt bij de tijd is.’
Disruptie
Niet alleen economen en politici zien de meerwaarde van nieuwe aanbieders, ook binnen de advocatuur bestaat steun voor BrandMR. Oud-advocaat Willem Hengeveld, auteur van De advocatuur als onderneming, is voorvechter van vernieuwing binnen de sector. ‘Disruptie is voor mij een positief begrip. Er wordt nu door menig kantoor te veel gekeken naar de eigen verdiensten op korte termijn en te weinig naar de wensen van de cliënt en de winst van innovatie in the long run.’ Hengeveld snapt dat BrandMR een graantje wil meepikken van de zogeheten midmarket. ‘Cliënten hikken op tegen de tarieven, daar ligt een kans.’
De Dordtse advocaat Arthur Ammerlaan (De Koning Advocaten) moet niets hebben van BrandMR. Ammerlaan uitte al zijn zorg in een opiniestuk in Het Financieele Dagblad. Zijn eerste bezwaar is formeel: ‘BrandMR handelt in strijd met de regels van de advocatuur, dat is een duidelijke zaak. Dan moeten de plaatselijke deken en de NOvA ook handhaven en optreden. Anders is het hek van de dam.’ Een aanpassing van de regelgeving ziet Ammerlaan niet zitten.
‘Het huidige systeem is zorgvuldig en op goede gronden ontworpen. Advocaten nemen een bijzondere positie in binnen het rechtsbestel. Daar moet je specifieke waarborgen en verplichtingen aan koppelen. Een advocaat moet onafhankelijk kunnen opereren, zonder verlengstuk te worden van zijn bestuur. BrandMR is geen praktijkrechtspersoon in de zin van de Voda. De deken kan en moet optreden tegen de advocaten van SRK, maar kan dat niet tegen het bestuur van de betreffende rechtspersoon. Als de deken bij SRK langskomt, kan het bestuur waarin geen advocaten zitten zeggen: wat komt u hier doen?’
Ammerlaan zetelde twaalf jaar in achtereenvolgens de Dordrechtse en Rotterdamse raad van de orde. Daardoor zegt hij extra goed te beseffen hoe belangrijk de kernwaarden van de advocatuur zijn. ‘Daar moet je niet aan gaan morrelen. Een econoom kan makkelijk zeggen dat advocaten een te beschermde positie hebben. Maar dat is goed te verdedigen. Zodra je dit loslaat, krijg je een situatie als bij Shell. Daar mocht een groep inhouse-advocaten van de rechter geen beroep doen op het verschoningsrecht omdat ze te afhankelijk zouden zijn van hun werkgever.’
‘Hopelijk lukt het ze de kasteelmuren te slechten die de beroepsgroep heeft opgetrokken om de concurrentie buiten te houden’
Onafhankelijk
Het belang van onafhankelijkheid wordt unaniem onderschreven. ‘Het is zeker een aandachtspunt,’ zegt Hengeveld. ‘De aandeelhouder van BrandMR kan tegen een advocaat zeggen: je hebt per klant in principe een financieel plafond, daar kun je wel een keer overheen gaan, maar niet driemaal per jaar. Dan heb je een probleem.’ Advocaten kunnen in principe trouw blijven aan hun kernwaarden, zegt ACM-hoogleraar Brouwer. ‘Zeker als ze, zoals bij BrandMR, een statuut hebben ondertekend. Dat is ook een soort keurmerk.’
BrandMR heeft niet alleen een statuut, maar ook een raad van advies, ingesteld om de onafhankelijkheid te bewaken. De Rotterdamse advocaat en oud-deken Nardy Desloover vormt samen met de Bossche advocaat Roel van den Dungen deze raad van advies. Desloover denkt dat hij en Van den Dungen onder meer steekproefsgewijs gaan beoordelen of de onafhankelijkheid gewaarborgd is. Grote zorgen heeft hij daarover niet. ‘Ik heb geen enkele reden om aan te nemen dat advocaten van SRK zich anders opstellen dan andere advocaten. Ze zijn als geen ander doordrongen van het belang en betekenis van de kernwaarden. Die weten, misschien wel tot vervelens toe, hoezeer onafhankelijkheid een issue is.’
Een bedrijf dat zijn advocaten te veel laat dansen naar de pijpen van de commercie schiet volgens Brouwer bovendien in zijn eigen voet. ‘Als je de kernwaarden steeds schendt, wreekt zich dat. Dan lever je uiteindelijk een lagere kwaliteit en dat merkt de consument. Dit wordt via reviews en mond-tot-mondkritieken afgestraft.’ Baarsma betwijfelt of dat risico alleen bestaat bij aanbieders met een andere organisatiestructuur: ‘Ik zie niet in waarom BrandMR en andere nieuwe aanbieders de onafhankelijkheid niet kunnen borgen. Het enkele feit dat een onderneming niet door advocaten geleid wordt, kan geen doorslaggevend argument zijn om daaraan te twijfelen.’
Daar komt bij dat ook op kantoren met advocaten aan het roer het rendementsdenken een flinke stempel kan drukken. ‘In bepaalde reguliere kantoren is er veel commerciële pressie op advocaten,’ stelt Brouwer. ‘Je hoeft alleen maar in de jaarverslagen te kijken naar de flinke partnerinkomens. Dat komt ergens vandaan.’
Concurrentie
Kan deze nieuwe concurrentie tot verdringing leiden, zeker zodra verzekeraars het voorbeeld van SRK volgen?
Bij rechtsbijstandsverzekeraar DAS wordt het debat rond BrandMR ‘met spanning’ gevolgd, aldus CEO Hanneke Jukema. ‘Het is een interessante ontwikkeling. Als het initiatief slaagt, zullen wij kijken of we onze dienstverlening moeten aanpassen. Als de buitenwereld verandert, moet je nou eenmaal meebewegen.’ DAS biedt rechtshulp aan zowel verzekerden als niet-verzekerden. Voor de eerste groep heeft het bedrijf circa vijftig advocaten in loondienst. Net zoals bij BrandMR kunnen niet-verzekerde consumenten online een rechtshulppakket kopen, tegen een vastgestelde prijs. Zij worden dan bijgestaan door juristen. Als het nodig is om te procederen, schakelt DAS een zogeheten netwerkadvocaat in. Het bedrijf werkt daartoe samen met diverse advocatenkantoren. Jukema: ‘Dat systeem werkt prima. Het gaat er ons om een passende oplossing te bieden. Dat kan door een niet-verzekerde cliënt over te dragen aan een van onze netwerkadvocaten.’
‘Toelating van BrandMR zal ongetwijfeld een effect hebben, maar uiteindelijk is concurrentie geen vies woord,’ denkt advocaat Nardy Desloover. ‘Als mensen keuzemogelijkheden hebben, kijken ze naar kwaliteit, tarieven en andere dienstverlenende elementen. Als de praktijk zodanig is dat de Brandmeesters van deze wereld dat beter doen, dan is dat maar zo. Who cares?’ Ook Desloover wijst op de behoefte bij de middeninkomens aan een betaalbare raadsman. ‘Voor een particulier is elk uurtarief boven de tweehonderdvijftig euro eigenlijk wanstaltig, tenzij je tien mille per maand verdient.’
‘Andere ervaring, andere expertise, een andere blik, dat is ongelooflijk belangrijk voor de organisatie’
Kapers
BrandMR is een specifieke casus; de discussie over alternative business structures gaat verder. Die behelst ook de vraag of en in hoeverre een advocatenkantoor geleid kan worden door een niet-advocaat. En hoever de samenwerking met andere beroepsgroepen mag gaan en of er private equity moet worden toegelaten.
Mocht de advocatenmarkt geopend worden voor aanbieders waar niet-advocaten de scepter zwaaien, dan liggen er enkele grote kapers voor de kust. Zoals rechtsbijstandsverzekeraars en accountantskantoren. Voor hen lijkt het lucratief om hun dienstenpakket uit te breiden of te intensiveren met advocatenwerk. ‘Ik denk dat accountantskantoren daar zeker interesse in hebben,’ constateert Brouwer, die lange tijd bij PricewaterhouseCoopers (PwC) werkte. ‘Als je
als ondernemer naar je accountant gaat,’ weet Hengeveld, ‘is het verrekte handig als een deur verder een advocaat zit die kan helpen met een overname. Ook willen accountants graag het stempel vertrouwelijk op hun dossiers kunnen zetten. Daar vind ik niks mis mee.’
Frederieke Leeflang, managing partner van Deloitte Legal, onderschrijft dat. Leeflang liet zich na 27 jaar uitschrijven toen ze bij Deloitte Legal aan de slag ging. ‘Het voelde heel raar. Met één muisklik word je van het tableau geschrapt en dat is het dan. Terwijl datgene wat ik nu doe niet echt anders is dan daarvoor. Mijn expertise is dezelfde, mijn positie ten opzichte van een klant ook. Ik ben nog altijd onafhankelijk.’
Leeflang, zelf mededingingsadvocaat, noemt de huidige regels beperkend. ‘Ze verhinderen innovatie, vooruitgang, andere businessmodellen. Het is nooit goed krampachtig vast te houden aan een situatie die niet meer aansluit bij de wens van de markt. Dat hebben we ook gezien in andere markten. Je moet een balans zoeken tussen datgene wat belangrijk is voor het advocatenvak, de deontologische regels en de nieuwe werkelijkheid. Dat ik nu in een samenwerkingsverband zit met accountants, betekent niet dat ik opeens niet aan die regels kan voldoen. Voor mij gelden nog strengere independence-regels. Voorkomen van belangenverstrengeling staat véél hoger in het vaandel.’
Deloitte zou graag eigen advocaten in loondienst willen inzetten, zegt Leeflang. ‘Onze klanten willen soms dat we procederen. Dat mogen we niet. Dat is ook de reden dat we overwegen binnen de huidige regels, dus op afstand, een advocatenkantoor op te richten. Het is heel raar dat we dat niet gewoon binnen de Deloitte-organisatie kunnen doen. Er is geen enkel argument te bedenken om dat niet te doen. Ik heb het tenminste nog nooit gehoord. Dat geldt ook voor de kwestie-SRK. Wat is het verschil tussen het hebben van een verzekering en het niet-hebben van een verzekering? Leg mij dat maar eens uit.’
Leeflang juicht het toe dat de NOvA zich over de regels buigt. ‘Het is heel goed en moedig dat de NOvA nu nadenkt over een aanpassing. Het beste wat je in zo’n geval kunt doen, is zelf met een oplossing komen. Ik hoop wel dat die oplossing ver genoeg gaat. Dat de algemene raad zich realiseert dat het uiteindelijk niet in het voordeel is van de advocatuur om vast te houden aan het traditionele en beschermende karakter.’
De managing partner van Deloitte Legal zegt best te begrijpen dat meer concurrentie met name voor kleine kantoren beangstigend kan zijn. ‘In deze discussie heb je natuurlijk te maken met de belangen van alle advocaten, ook de eenpitters en de sociaal advocaten. Die zijn buitengewoon belangrijk. Maar ik kan me ook voorstellen dat de NOvA de huidige tweespalt ziet in de markt, de Zuidas-kantoren waar het merendeel van de advocaten nog nooit in de rechtszaal heeft gestaan of het verschoningsrecht heeft gebruikt en die op een totaal andere manier het vak bedrijven dan sociaal advocaten. Bovenal blijft access to justice het belangrijkste.’
Niet alleen potentieel nieuwe marktpartijen, ook bestaande advocatenkantoren lopen nu soms ook tegen de regelgeving aan. Dat merkte het Amsterdamse De Brauw Blackstone Westbroek eind vorig jaar. De Brauw wilde financieel manager Dorothee van Vredenburch als partner benoemen. ‘Wij vonden het verstandig om deze ervaren, niet-juridische bestuurder op te nemen als partner,’ vertelt managing partner Marnix Leijten. ‘Volgens de Voda kon dat niet binnen de
eigendomsstructuur. We zagen en zien echter niet hoe haar benoeming de kernwaarde onafhankelijkheid in gevaar kan brengen.’ Van Vredenburch is nu ‘executive partner’, geen aandeelhouder. Leijten vindt dat ook niet-advocaten mede-eigenaar moeten kunnen worden. Op voorwaarde dat de kernwaarden niet in het geding komen. ‘Voor ons is het relevant om extra expertise te kunnen aantrekken. Andere ervaring, andere expertise, een andere blik, dat is ongelooflijk belangrijk voor de organisatie.’
HEMA
In discussies over alternative business structures komt al snel de HEMA-advocaat om de hoek kijken. Die bij wijze van spreken tussen de rookworsten zijn diensten aanbiedt. ‘Dat is niet bij voorbaat fout of ordinair,’ vindt Baarsma. ‘Een HEMA-advocaat kan zomaar prima eerstelijnshulp bieden.’ Hengeveld ziet een HEMA-advocaat niet snel ontstaan. ‘De HEMA heeft het al geprobeerd met notarissen en verzekeringen, maar dat was geen succes. De klant wil een tastbaar iemand die niet te ver bij hem vandaan werkt. Verder roomt de HEMA de winst af, die wil een advocaat liever voor zichzelf. Het is de vraag of je zo voldoende klanten en advocaten aan je kunt binden.’
Veranderingen lijken onontkoombaar, maar kleine stappen liggen meer voor de hand dan een grote sprong voorwaarts. ‘Ik denk niet dat alle stuwen open moeten,’ zegt Desloover. ‘Ik vind dat je terughoudend moet zijn met alternative business structures. Degenen die in de praktijk
daadwerkelijk aan de touwtjes trekken, dienen advocatuurlijke genen te hebben. Het is belangrijk afwegingen te maken vanuit de kernwaarden, niet primair gestuurd door commerciële motieven.’
De Brauw heeft evenmin behoefte aan ingrijpend andere structuren. ‘De huidige partnerstructuur biedt ons alle ruimte,’ meldt Leijten.
En ook voor Jukema van DAS heeft aanpassing van de Voda geen prioriteit: ‘Onze huidige structuur en werkwijze voldoen prima.’ Wat Baarsma betreft, wordt er wel een grote stap gezet. ‘De Engelse econoom John Hicks zei ooit: De mooiste bate van een monopolie is een rustig leven. Het wordt tijd dat die rust in de advocatuur verder wordt verstoord.’
Angelsaksische toestanden
In hoeverre importeren we samen met de alternative business structures ‘Angelsaksische toestanden’ in de Nederlandse advocatuur? Een blik over de grens leert dat in Groot-Brittannië, Canada, Australië en mogelijk de Verenigde Staten andere eigendomsverhoudingen worden toegestaan binnen de advocatuur. Al in 2007 liberaliseerde Groot-Brittannië de juridische markt via de Legal Services Act. Sinds dat jaar mogen niet-advocaten mede-eigenaar worden van kantoren en is externe financiering toegestaan. Dit soort constructies staat onder toezicht van de onafhankelijke Solicitors Regulation Authority (SRA). Mede daardoor werd de aanvankelijke vrees voor morele uitwassen door commerciële investeerders niet bewaarheid. In 2014 bleek uit consumentenonderzoek dat de alternative business structures in de Britse advocatuur niet zorgen voor meer klachten of disciplinaire fouten.
Evenmin hebben nieuwe spelers op de Britse advocatenmarkt een grote plek veroverd. De ‘Big Four’ accountantskantoren hebben nog niet de reputatie van de gevestigde grote advocatenkantoren. In 2018 realiseerde de advocatentak van PwC een omzet van zeventig miljoen pond, waarmee het net buiten de top vijftig van Britse advocatenkantoren viel. Wel hebben de Big Four de financiële slagkracht om te investeren in structuur en technologie. Om op termijn wellicht serieuzer te kunnen concurreren.
In de Verenigde Staten wordt het debat rond alternative business structures aangewakkerd door de acces to justice-beweging. Het mogelijk maken van eigenaarschap door niet-advocaten wordt gezien als een manier om lage inkomens toegang tot het recht te bieden. Met name in de staten Utah, Arizona en Californië wordt concreet over liberalisering gesproken.