Mr. X had jarenlang een advocatenkantoor met mr. W. Vanaf 2005 waren ze beiden bestuurder van de stichting derdengelden, maar mr. W regelde alle geldzaken; mr. X bekommerde zich om het personeel. De heren raakten gebrouilleerd en halverwege 2015 verliet mr. X het kantoor. In de helaasheid der dingen vergat hij zich uit te schrijven als bestuurder van de stichting derdengelden.
Toen mr. W eind 2017 plotseling overleed en de familie zijn zaken moest afwikkelen, kwam naar boven dat er begin 2015 vanaf de kantoorrekening een bedrag van € 20.000 naar de derdenrekening was overgemaakt. De familie kon dat bedrag niet thuisbrengen en stapte naar de Orde.
De Haagse deken verwijt mr. X dat hij als bestuurder van de stichting derdengelden geen toezicht had uitgeoefend op de betalingen die door en aan de stichting werden gedaan. Dat was volgens de deken in strijd met de artikelen 6.22 lid 8 en 6.23 lid 3 VODA.
Berisping
De raad van discipline oordeelde dat mr. X in strijd had gehandeld met de kernwaarde integriteit door geen toezicht en controle uit te oefenen over de derdenrekening. Daarmee had mr. X het vertrouwen in de advocatuur geschaad. De raad gaf hem ondanks een schoon tuchtrechtelijk verleden een berisping, en legde de gebruikelijke proceskostenveroordelingen op van in totaal € 1250.
Mr. X ging in appel, maar het Hof denkt er net zo over als de raad. Het blijft dus een berisping.
Mr. X voerde ook aan dat hij met zijn strafrechtpraktijk zo weinig verdiende dat de proceskostenveroordeling hem buitenproportioneel zwaar trof. Maar het hof is in dat opzicht onvermurwbaar. Mr. X krijgt er in appel nog eens de gebruikelijke € 1500 aan proceskostenveroordeling bij.
Vervuiler
Bij de invoering van de proceskostenregeling in 2015 was het motto ‘de vervuiler betaalt’. Het hof benadrukt daarnaast nog eens dat het gaat om een kostenvergoeding en niet om een (verkapte) straf.
Maar de Richtlijn Kostenveroordeling biedt wel ruimte om van de forfaitaire bedragen af te wijken, onder andere als de draagkracht van de advocaat daartoe aanleiding geeft. In de praktijk gebeurt dat maar zelden. Hoe de financiële positie van deze specifieke mr. X was weten we niet precies, maar hoe moet je dit zien in het licht van het zowat omvallen van de sociale advocatuur?
Is het redelijk dat een sociaal advocaat – naast de maatregel, en nadrukkelijk niet als straf – zo’n beetje een maandsalaris moet inleveren als hij een keer de fout ingaat? Advocaten die voor particulieren optreden krijgen sowieso sneller met de tuchtrechter te maken dan advocaten met een commerciële praktijk. Zakelijke cliënten stappen niet snel naar de tuchtrechter, ze bedingen eerder een korting of stappen naar een andere advocaat. Is het rechtvaardig dat advocaten met een smalle beurs deze kosten dragen, of is het tijd voor een heroverweging?